>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #28 (september 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Maarten Verhelst
Op een doorsnee donderdag in augustus – koud en regenachtig – rij ik naar de sporthal van Wespelaar, Vlaams-Brabant. Lennert Vandenbroeck (25) en Lolita Costet (24) werken er aan hun nieuwe voorstelling ‘Seuls avec vous’. Gespierde man gooit fragiel meisje in het rond, bezwete rug wordt afgedroogd, posities worden besproken. Om vertaalwerk te vermijden (je bent lui of je bent het niet), eis ik enkel Lennert voor mezelf op: in zijn ouderlijk huis vertelt hij over bar russe, Roberto Magro en cirque contemporain. Op de terugweg enkele uren later hoor ik dat een muziekfestival in Kiewit dramatisch afloopt.
Over Pukkelpop hebben we niet gesproken, we wisten nog van niets, maar muziek kwam wel aan de orde: met een broer als beroepsmuzikant en nog ettelijke andere familieleden in de muzieksector komt Lennert Vandenbroeck uit een artistiek nest. Zijn eerste circusstappen zet hij op tienjarige leeftijd bij Cirkus in Beweging (Leuven), niet per se uit fascinatie voor de circuskunsten – ook al neemt zijn peter hem als kind vaak mee naar circusshows – maar vooral omdat hij niet stil kan zitten. “Het was dat of Capoeira. Als ik mij maar kon uitleven en afreageren. Na het eerste jaar circus kon ik echter nog bijna niets, ik wou zelfs niet optreden op het eindspektakel. Maar daarna kon ik meedoen aan de productiegroep Kronkel: we speelden heel vaak, ook in het buitenland, en toen kreeg ik de smaak volledig te pakken.”
Een lijf voor acro porté
Al snel blijkt dat circustechnieken als jongleren, trapeze of doek niet aan hem besteed zijn. “Ik merkte dat ik meer met mijn lichaam moest werken. Op zestienjarige leeftijd begon ik dan met tumbling en acro porté en dat lag mij direct heel goed; na twee maanden kon ik al flikflak, en met Andreas Ketels deed ik ook een nummer acro porté in Kronkel, dus ik had echt mijn ding gevonden. Ik wist echter dat ik niet goed genoeg was om aan een professionele circusopleiding te beginnen, en anderzijds zat ik midden in mijn puberteit, dus ik was vaak met andere dingen bezig, je kent dat wel (lacht).”
Na de middelbare school volgt Lennert de opleiding Regentaat Lichamelijke Opvoeding, maar drie maanden en veel feesten later beseft hij dat hij toch beter een van zijn dromen kan waarmaken. Circus bijvoorbeeld. “Op ESAC (Ecole Supérieure des Arts du Cirque, Brussel) hadden ze een tekort aan Belgische studenten, dus ik mocht er direct lessen à la carte volgen als voorbereiding op de audities vijf maanden later. Het was wel grappig: ik kwam daar toe als beginneling tussen internationale toppers en wist totaal niet welke richting ik uit wou. Ik wou acrobatie doen, maar plots merkte ik dat er enorm veel soorten acrobatie bestonden: bascule, kader, vliegende trapeze, koord, bar russe, Chinese mast, … In die periode bleek wel opnieuw dat acro porté op mijn lijf geschreven was.”
Tijdens de selecties brengt hij niet alleen een solo-acronummer, maar helpt hij ook de voltigeuse Lolita Costet, wiens porteur op het laatste nippertje had afgezegd, uit de nood. “Op twee uur tijd staken we een nummertje in elkaar en we waren als bij wonder geslaagd. Lolita en ik zijn dan samen main-à-main blijven voortdoen en zo is Duo Leo ontstaan.”
Lessen in Zwitserse timing
Wie aan ESAC afstudeert, wordt door circussen wereldwijd met argusogen gevolgd. Lolita en Lennert belanden zo na enkele omzwervingen voor tien maanden bij het Zwitserse Circus Monti, een ervaring die niet onverdeeld positief blijkt. “De artistieke crew op zich was fantastisch, een toffe ploeg van artiesten die heel goed overeenkwam en alles voor elkaar deed. Maar we konden er ons artistiek ei zeker niet in kwijt. Er was een creatieperiode van twee maanden, waarin praktisch alles werd beslist door de regisseur en de directie. De show was enorm braaf, zonder enige artistieke risico’s. Het moest gewoon werken zoals het al decennialang werkt.”
“Tijdens de tournee zelf had ik het moeilijk om me aan de Zwitserse ingesteldheid aan te passen. Oké, het traditionele circusleven is extreem zwaar – met de tent rondtrekken, elke dag op- en afbouwen, tien optredens per week – maar dan verwacht je toch wederzijds respect, een schouderklopje op tijd en stond, een gevoel van ‘Eén voor allen, allen voor één’, maar dat was niet het geval. Als artiest sta je er volledig geïsoleerd. Dit werd nog versterkt door een blessure van Lolita, waardoor ik twee maanden solo moest optreden.”
“Ook zorgden onnozele misverstanden voor strubbelingen. Zo was er een tweetal dagen voor de première een receptie met alle medewerkers, we werden verwacht vanaf 21u. Dus, wij artiesten druppelen daar toe tussen 21.00u en 21.30u. Maar blijkbaar gelden in Zwitserland andere tijdsnormen dan bij ons: als je ergens ‘vanaf’ een bepaald uur wordt verwacht, moet je maken dat je al tien minuten voor dat tijdstip aanwezig bent. We hebben toen serieus onder ons voeten gekregen en werden sindsdien als arrogante artiesten beschouwd. De slechte toon was gezet. En dat was nog vóór de tournee goed en wel begonnen was. Achteraf bekeken ben ik blij dat ik het heb meegemaakt en dat ik de volledige tournee heb afgewerkt. Ik ben mentaal sterker geworden, maar op menselijk vlak was het niet altijd even makkelijk: het was een van de langste jaren van mijn leven.”
Als kinderen op een mijnenveld
Lennert en Lolita beseffen na hun Zwitsers avontuur dat ze dringend hun eigen creatie verder moeten uitbouwen. Ze krijgen de kans om gedurende zes maanden – volledig betaald – aan de nationale circusschool van Châtellerault (Frankrijk) hun eerste volwaardige voorstelling uit te werken, met Roberto Magro als regisseur en Tuur Florizoone als componist. “Ik werk heel graag met Roberto Magro, hij heeft me al veel kunnen bijbrengen. Zijn werkwijze ligt mij, ook al vraagt hij veel van zijn artiesten. Op sommige momenten weet je gewoon niet waar je staat, wie je bent of wat je doet. Maar hij ziet wat hij ziet en hij weet waar hij naartoe wil.”
“Aanvankelijk wilden Lolita en ik een kale scène, met enkel onszelf als spelers, maar we merkten dat het niet werkte. We hadden wel onze technieken – main-à-main en roue cyr – maar niet de lijm om tot een mooi geheel te komen. Plots beseften we dat we iets absurd op onze scène nodig hadden. Dus toen Lolita even out was, heb ik een douche ineengeknutseld die vloeibare magnesium sproeit. Samen met Roberto hebben we vervolgens geleidelijk aan de logica van onze show gevonden: we zijn twee spelers, maar we zijn enorm verschillend. Lolita is een klein theatraal meisje, enerzijds heel vriendelijk, anderzijds serieus sadistisch – zeker in haar teksten. Er zijn voortdurend grote contrasten in haar personage. Ik ben dan weer superkalm en zit in mijn eigen wereldje. Pas op het einde kom ik tot een gigantische explosie. ‘Seuls avec vous’ is eigenlijk een spel, maar met een wacko kantje aan. Alles speelt zich af in een absurde leefwereld. Je kan ons vergelijken met twee kinderen die in volle oorlogstijd spelen op een mijnenveld. Met dat verschil dat we ons universum openstellen voor het publiek, we staan op scène en spelen voor ‘jullie’, vandaar ook de titel.”
“We willen niet enkel als duo toeren, maar tegelijkertijd ook in een grotere compagnie spelen die ons artistiek aanspreekt. Een structuur met een goeie regisseur en mensen die er wat van kennen, optreden in de grote theaters, … Cirque Plume zou fantastisch zijn, we hebben er ook net audities voor gedaan. Feria Musica en Cirque Eloise hebben al aangeklopt voor hun nieuwe productie, maar dat paste niet in onze planning. Onze ultieme droom is zelf een grote compagnie op te richten met allemaal vrienden. Ondertussen wil ik ook een soloact maken met mijn kleine roue cyr en misschien creëren we volgend jaar iets met Maxime Pythoud.”
Circus is saai
Ideeën en dromen te over, maar wat vindt Lennert van het ‘hedendaagse’ circus in het algemeen? “Als je vandaag de dag ‘cirque contemporain’ zegt, wordt het bijna negatief geconcipieerd. Er wordt snel gekeken naar de hedendaagse dans; rare dingen doen op een podium. Ik vind dat zonde. Het gaat om hedendaagse kunst, en die kan positief of negatief zijn, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt en wie ernaar kijkt. In principe zijn er geen regels in de circuskunsten – behalve het feit dat je je techniek moet beheersen – maar wat je doet moet wel ‘echt’ zijn. Als je een goed evenwicht vindt en je brengt iets waar je zelf achter staat, dan is de magie er en zal het publiek het ook goed vinden. Als je je daarentegen in allerlei bochten wringt om iets te creëren dat de mensen zogezegd willen zien, dan ben je niet goed bezig.”
“Van welke voorstellingen ik zelf genoten heb? Moeilijke vraag, ik ben een kritische toeschouwer. Cie Rasposo vond ik heel tof: dat is een mengeling tussen hedendaags en traditioneel, stijl cirque tzigane, en er heerst een goede energie in een strak ritme. Een andere show die ik formidabel vind, is ‘Respire’ van Alessandro Maida en Maxime Pythoud (Cie Circoncentrique, red.), al ben ik in dezen niet objectief: het zijn goeie vrienden (lacht). Van Le P’tit Cirk heb ik ook enorm genoten: een oud vrouwtje en een oud mannetje, met klompen en een trapèze fixe. Niets geforceerd, elk detail klopt en vooral: er gebeurt bijna niets van circus. Want geef toe, circustechnieken op zich zijn vaak gewoon saai.”
“Circus kan – en moet – gebruik maken van heel veel andere kunsten. Je hebt muziek nodig, kostuums, choreografie en regie, beeldmateriaal voor de promotie, je kan er gedichten of teksten in integreren. Je bent afhankelijk van anderen, en dat vind ik juist het fijne eraan. Soms is het natuurlijk balen: het kost allemaal geld en de juiste mensen moeten beschikbaar zijn. Maar de toekomst van circus ligt volgens mij in het combineren van verschillende kunstvormen, je kan je er enorm door verrijken.”
Iets met subsidies?
Vandenbroeck heeft over alles een mening en houdt zich niet in om ervoor uit te komen. Pas als ik een vraag stel over het Vlaamse circusbeleid, staat hij even met zijn mond vol tanden. “Daar ben ik niet echt mee bezig. Dat zijn zij die subsidies geven, neen?” Ik knik instemmend en laat vervolgens het woordje ‘Circuscentrum’ vallen. “Ah, daar ben ik heel enthousiast over. Het Circuscentrum heeft mij al goed advies kunnen geven. Als het zo bezig blijft, zal het nog veel dingen kunnen veranderen en kansen creëren voor veel mensen. Jullie zijn er om ons, artiesten, te helpen en dat is mooi.”