>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #28 (september 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Liv Laveyne
Veertig jaar lang heeft Marc Celis (62), die deze maand definitief op pensioen gaat, de circus- en straattheaterkunsten gepromoot. Als directeur van productiecentrum Dommelhof en als oprichter van Theater op de Markt en het Circusfestival.
Celis, van opleiding sociaal-cultureel werker, begon in 1971 als programmator van familie- en later ook volwassentheater in het Neerpeltse Dommelhof. “Aanvankelijk nam Dommelhof als provinciaal initiatief vooral de rol van cultuurcentrum op zich met een brede programmatie theater, dans en muziek voor gans Noord-Limburg,” vertelt Celis, “al zijn we altijd wel een buitenbeentje geweest binnen het groeiende circuit van de cultuurcentra. Ons eerste lustrum, de vijfde verjaardag van Dommelhof, vierden we met een kunstmarkt met kleine circusacts en interventies op straat.”
Door de toenemende groei van stedelijke culturele centra drong zich een herprofilering op. In eerste instantie gebeurde dat met de organisatie van een poppenfestival, sinds eind jaren negentig focust Dommelhof op circus en openluchttheater. Zo werd Dommelhof tevens de uitvalsbasis voor Theater op de Markt, het openluchttheaterfestival dat in de even jaren tijdens de zomer plaatsvindt in Hasselt en in de oneven jaren afgewisseld wordt met een circusfestival tijdens de herfst in Neerpelt.
“De tijd was er rijp voor: er ontwikkelde zich ontzettend veel interessants in Frankrijk, zowel op vlak van openluchttheater als wat betreft vernieuwing in het circus, maar al die voorstellingen kreeg je zelden of nooit in Vlaanderen te zien. Dommelhof heeft die pioniersrol op zich genomen.” Door veel op prospectie in buitenland te gaan, maakte Celis de opkomst van het Nieuwe Circus in Frankrijk van dichtbij mee. “Die eerste festivaljaren lag de focus vooral op Frans en Spaans circus, want Vlaanderen was behalve de nomadische circussen een braakland. Enkel de Ronaldo’s sloegen een andere weg in met ‘Fili’, een voorstelling die we hebben gecoproduceerd.”
Blind date
Hoe vreemd het nu misschien in de oren klinkt, Theater op de Markt en het Circusfestival waren nochtans geen instant succes. “De eerste edities van Theater op de Markt ronselden we de avond voor een voorstelling scoutsjongeren die in de buurt kampeerden om toch maar publiek te hebben,” herinnert Celis zich. Inmiddels trok de laatste editie van Theater op de Markt 110.000 bezoekers en ook het kleinschaliger Circusfestival doet het lang niet slecht (30.000 toeschouwers in 2009). “Je moet als festival een vertrouwensband opbouwen met je publiek en daar gaat tijd over. Circus vindt op een andere manier zijn publiek dan bijvoorbeeld het reguliere theater. Daar gaat het publiek vaak af op een naam: ze gaan naar of STAN of naar de KVS of ze willen die of die acteur aan het werk zien. Voor circus geldt dat niet. Gerenommeerde gezelschappen als Stalker of Acrobat doen bij de meeste toeschouwers geen belletje rinkelen. Voor het gros van het publiek blijft circus vooralsnog een blind date. Dan komt het erop aan vanuit je organisatie vertrouwen te winnen. Dat mensen weten als we daar circus gaan zien, dan zal het de moeite zijn. Theater op de Markt is het label, de referentie.”
Dat label, dat keurmerk is een gevolg van een jarenlange kijkervaring en intense prospectie. “In het begin durfde ik al eens zaken programmeren die ‘van horen zeggen’ bijzonder sterk waren of waarvan ik een videofragment zag, maar de ervaring leert dat je zelf moet gaan zien en live ervaren. Voor elke programmator geldt: er is maar één goede leerschool en dat is veel voorstellingen zien, en dus ook veel slechte dingen zien. Je moet niet te ‘vies’ zijn om voor één voorstelling 800 kilometer te rijden. Mijn criterium is altijd geweest: kwaliteit brengen voor een breed publiek, maar steek er ook enkele randgevallen tussen want daarin steken vaak de interessantere evoluties.”
“Circustheater in Vlaanderen is op dit moment nog altijd zeer pril maar wel goed bezig. We brengen niet de grote commerciële kaskrakers maar kleine fijne artistieke projecten zoals Cie Ea Eo met ‘m²’. Het circus uit Catalonië, Scandinavië en Australië biedt op dit ogenblik interessante perspectieven. Maar daar hangt natuurlijk een serieus financieel prijskaartje aan vast. Afspraken en samenwerkingen binnen de sector zijn dan ook cruciaal om die producties hier te kunnen tonen.”
Samen met de andere grote festivals MiramirO (Gent) en Humorologie (Marke/Kortrijk) ging Theater op de Markt in 2009 over van het kunstendecreet (festivals) naar het circusdecreet. Concurrentie tussen de festivals om de nieuwste beste voorstellingen te tonen is er volgens Celis niet. “Ik heb liever dat een voorstelling goed ingespeeld bij ons staat dan dat we per se de première hebben.”
Het succes van circus op die festivals is ook de cultuurhuizen niet ontgaan. Steeds meer cultuurcentra – maar sinds kort ook een kunstencentrum als de Gentse Vooruit – nemen circus op in hun programmatie. “Circus zit in de lift bij het publiek. Het publiek wil opnieuw verwonderd worden. Circus is daar een krachtig middel toe. Alleen moet je je altijd hoeden voor de hype. Want voor je het weet is zo’n hype ook weer over en wordt het aantal speelplekken teruggeschroefd. Het circus is nog altijd een wereld van einzelgängers, van lonesome cowboys en vrije vogels. Net daarom is het belangrijk dat er op organisatorisch vlak, qua beleid en spreiding, een continuïteit wordt uitgebouwd, met goed georganiseerde netwerken, zoals bijvoorbeeld voor jonge artiesten met het Europees netwerk Jeunes Talents Cirque Europe.”
De stijl Dommelhof
Inmiddels is Theater op de Markt uitgegroeid tot een Europese topper binnen de openluchttheater- en circustheaterfestivals met niet enkel een louter receptieve werking maar ook een creatieluik. Dommelhof vormt daarin de centrale spil met zijn productiecentrum dat Belgische en internationale artiesten verblijf en werkplek biedt. “Decoratelier, technische begeleiding, slaapplaats en eten: alles is erop voorzien dat de artiesten zich hier 24 uur op 24 kunnen bezig houden met enkel en alleen de artistieke creatie,” aldus Celis. De grote troef van Dommelhof? “Het klinkt misschien raar, maar er is in Neerpelt weinig te doen. Dit is geen grote stad, er is weinig afleiding, het isolement is groot waardoor de artiesten wel moeten werken aan hun productie,” lacht Celis.
“Het grote voordeel is dat in Dommelhof alles op één plaats gecentraliseerd is. Werken, eten, slapen: het gebeurt allemaal op het domein zelf. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Franse straattheaterfestival in Aurillac dat een productiecel – Le Parapluie – heeft met ateliers, maar waar de artiesten elke avond wel nog vijftien kilometer moeten rijden naar hun logement.” Gezelschappen worden ook aangetrokken door ‘de stijl Dommelhof’. “Dat gaat over kleine dingen, gastvrijheid, jovialiteit, gratis koffie in plaats van jetons, maar vooral het feit dat hier voor hen een ploeg klaarstaat met een jarenlange technische expertise en – indien ze dat wensen – ook artistieke visie.”
“Ik hoop dat wanneer ik op pensioen ben, die ‘stijl Dommelhof’ blijft. Tegelijk zijn er nog enkele werkpunten: het zou goed zijn mocht Dommelhof naast de festivals ook tijdens het jaar op meer continue basis een publiek kunnen bewegen. Zoals de kunstencentra, die een gelijkaardige labofunctie hebben, dat ook doen. Ik denk dat er ook gewerkt moet worden aan creatieve kruisbestuivingen tussen Dommelhof en de reguliere kunstencentra.”