Auteur: Tessa Overbeek (NL)
Residentie: CIRCa Festival (Auch, FR), 18 > 21 oktober 2013
Bron: Unpack the Arts (download de volledige pdf van deze residentie)
Festival Circa, Auch, Zuid-Frankrijk. Circus, circus en nog eens circus. Zon, wijn, goed gezelschap. Voorstellingen kijken, informatie krijgen, ervaringen delen, vragen stellen. Meer kan ik me niet wensen. Waarom denk ik dan toch aan film? Voor mij ooit onderwerp van zes jaar studie, talloze stukken, onderzoeksplannen. Mijn ontdekking van het nieuwe circus was het begin van een geleidelijk afscheid. Circus, zoveel ouder en toch zoveel nieuwer, zo rijk en toch zo onontdekt, zo vol leven en ontwikkeling. Zo hier, zo nu, zo echt, zo dichtbij. Daar moest ik meer van weten.
Zo begon een verkenningstocht. Eerst voorzichtig, later voortvarend. Eerst met cinema in het achterhoofd, later steeds meer op zichzelf. Dat kan, mag, moet misschien zelfs. Het referentiekader is er. Zeker in Frankrijk, waar circus zich in de volle breedte heeft kunnen ontwikkelen. Zeker tijdens Circa. Circus voor en circus na, in allerlei verschijningsvormen. En toch steeds die associaties met film. Er was geen ontkomen aan.
‘Wong Kar-wai’, zegt Marie Molliens, ster en regisseuse van Morsure, gevraagd naar haar inspiratiebronnen, ‘en Fellini’. Cinematografisch, gekaderd, ingehouden en intiem, met vlak onder de oppervlakte intense emoties. Zo wilde zij het. Maar dan in de piste. Een donkere, persoonlijke voorstelling, over onderdrukte wildheid en geweld moest het worden, over de ‘beten’ die we oplopen in ons leven. Een losse compositie van heden, verleden en droom zou het zijn. Wij als publiek zouden het spel meespelen, onszelf bevragen, actief betekenis geven. Dat was de bedoeling.
Wij wisten van niets, de dag ervoor, in de tent van Cie Rasposo. Ons was verzocht ons niet in te lezen. Dat was ook niet nodig om de invloed van film in Morsure te bespeuren. Vooral film noir zag ik: duistere mannen en een femme fatale, contrastrijke chiaroscuro lichteffecten, plotselinge vechtpartijen in een rokerige bar. Een vleugje Fellini ook, maar meer glamoureus dan grotesk. Een zwierige diva, achtervolgd door drie mannen, drommend rond een ventilator op een dolly. Huh?
Muziek van alle tijden creëert een ondoordringbare muur van geluid. Ik zie mens noch personage, handelingen maar geen motivaties. Afgeleid door van alles en nog wat zie ik belangrijke sleutels over het hoofd. Ik wil het spel wel spelen, maar hoe kom ik door die kooi? ‘Kijk naar mij, maar kom niet dichterbij’, zegt de blik van de blonde vrouw, terwijl ze sierlijk over het koord danst in het gouden licht. Of katachtig in de spijlen klimt. Op een veilige afstand, achter de invloeden van teveel anderen, houdt een ware aard zich verscholen.
‘Circus is niet roze, eerder bruin’, zegt Victor Cathala, de ene helft van Cirque Aïtal. Dat leerden hij en zijn partner Kati Pikkarainen vooral tijdens een tour met het traditionele Zwitserse circus Monti. In die omstandigheden vonden ze hun eigen stem. In het Occitaans, een Zuid-Franse streektaal, betekent ‘Aïtal’ zoiets als ‘het is zoals het is’. Eenzelfde omhelzing van de werkelijkheid voel je terug in hun voorstelling.
Pour le meilleur et pour le pire (in goede en slechte tijden) wordt omschreven als een ‘road movie’ over het circusleven. Waar grenzen opgeheven worden. Tussen plaatsen, tussen mensen, tussen optreden en ontspannen, tussen publiek en privé. Dicht op elkaar gepakt rond de bescheiden piste van hun eigen tent wachten we op Victor en Kati. Ze rijden binnen in een oude rode auto. Het wonderlijke barrel is set, prop, lichtbron, toevluchtsoord en semi-personage tegelijk, en zorgt bovendien voor de meest filmische effecten in de voorstelling.
De tent is donker, op de auto na. Alle aandacht gaat naar het stel dat erin zit. Licht uit. Licht aan. Uit. Aan. Na elke onderbreking een nieuw stadium van een vurige vrijpartij. Als ‘jump cuts’ in de filmmontage. Volledig tonen is niet nodig. De verbeelding vervangt wat weggesneden werd. Maar dit is circus; geen film. En toch… Victor en Kati staan niet in de piste, maar zitten in de auto. Afgesloten van ons. Vanuit de duisternis bezien wij hen door de kaders van de autoruiten. Zij lijken zich niet bewust van onze blikken. De nabijheid wordt bijna ongemakkelijk.
Voyeurisme. Een veelvoorkomende term in de filmtheorie. Vooral vanaf de jaren zeventig, toen de psychoanalytische benadering trendy werd. Het plezier van het ongezien kijken naar iemand die niet terug kan kijken. Als theoretisch concept tijdens mijn studie al aardig belegen, in dit geval toch relevant. Juist omdat het circus is, en geen film. Juist omdat privacy een thema is in deze voorstelling. Even later is het licht weer aan. We zien elkaar, we zien hen, zij zien ons.
Michel Cerda, met wie Victor en Kati samenwerkten aan de voorstelling, adviseerde hen het contact met het publiek zo nu en dan te beteugelen. Een slimme zet met sterke effecten. Blikken kunnen heel dwingend zijn, zeker in het circus: ‘Kijk toch eens hoe virtuoos/grappig/dapper ik ben! Dat is toch een applausje waard!’ Deze wegnemen is een vorm van vrijheid geven aan het publiek. Om te kijken en te reageren zoals het wil. Dichterbij te komen.
Naarmate de voorstelling vordert, beweegt het ‘spelen’ van het stel steeds meer richting ‘zijn’, al blijft het een performance. Steeds vaker laten ze ons kijken zonder onze blikken te beantwoorden. Als ze in het warme, door zand en stof uit Auch vertroebelde licht van de koplampen hun laatste dans maken op de klanken van een uitgeklede versie van Le vent nous portera, is het haast onmogelijk om hun gastvrijheid te weerstaan. Even zijn we deel van hun leven. Een leven vol contrasten en dubbelzinnigheden. Zoals het is.
‘Binnen het circus raak je gewend aan het risico, daarom willen we het anders presenteren’, aldus Julien Vittecoq, die samen met Jur Domingo de Frans-Catalaanse Cridacompany vormt. Dus nemen ze risico’s op onverwachte manieren. Deze multitalenten experimenteren met circus, muziek, beeldende kunst en film. Wat de dag maar vraagt of brengt. Voor hun nieuwste voorstelling Mañana es Mañana werkte het duo samen met Gabriel Agosti en Anicet Léone. Een duidelijk thema hadden ze niet, alleen de wil om samen te leven en te creëren. Het menselijke aspect staat voor hen voorop. Net als Cirque Aïtal gunnen ze ons een blik op hun bestaan. Ze maken het zichzelf niet makkelijk. Ons trouwens ook niet.
Drie jongens in pak jongleren een berg aardappels op de grond, tot een van hen er opeens met zijn hoofd in verdwijnt. Jur, gehuld in een rood jurkje, probeert uit alle macht haar kapsel te fatsoeneren en haar hakjes aan te trekken, daarbij voortdurend gehinderd door haar mannelijke tegenspelers. Stuurs kijkend maar stug volhoudend laat ze het gebeuren, haar lange magere ledematen schudden alsof ze onder stroom staat. Een bijna ondraaglijke stilte wordt doorbroken door het geluid van spattend water en de steeds verontrustender klinkende kreten van een kraaiend kindje.
Flarden uit een fragmentarische voorstelling. Een reeks zintuiglijke ervaringen. Weinig licht- en geluidseffecten, geen decor, wel wat props. Ongewone blikken, geluiden, taferelen. Een lijn in de bewegingen – veel cirkels – is zichtbaar maar abstract. Ik voel vervreemding en afstand. In de zwarte doos van de Circa studio mis ik de nabijheid van de piste. Een bevroren filmbeeld plakt tegen de achterwand.
Ergens halverwege komt het opeens in beweging. We zien het viertal in een busje. Sneeuw of regen of allebei. Hetzelfde rode jurkje, dezelfde hoge hakjes. Een roadtrip door de bergen. Dan zon, en wind. Warrige wapperende haren. Slaperige, vrolijke ogen. Een glimlach, een sprong. Angst en vrijheid en vreugde. Een sleutelmoment. Voorbij het podium breekt juist film het leven open. Toont mensen achter performers. Vrienden en gevaarlijke hobby’s.
Risico. Om te pletter te slaan. Niet begrepen te worden. Nergens bij te passen. Ook niet bij circus. Maar wel bij elkaar. Hoe verschillend je ook bent. Hoeveel je ook van elkaar ziet. Een vlaag van herkenning. Ik snap het niet maar voel het wel. Daar kunnen Mickey Mouse, jachtgeweren en teveel van het goede niets meer aan veranderen. Vandaag ben ik geraakt door een stelletje waaghalzen. Morgen zien we wel weer verder.
‘Ik schrijf met licht’, zegt hij. En ik begrijp het wel. Terwijl hij verder praat denk ik aan Alexandre Astruc en zijn caméra-stylo concept. Hiermee populariseerde hij het idee van de visionaire filmregisseur als auteur, die de camera gebruikt als pen en de film voorziet van zijn unieke handtekening. Ook al werkt hij met nog zoveel anderen samen. Als ik een voorbeeld van een auteur zou moeten noemen in circus – in de hele brede zin – dan is hij het wel: Aurélien Bory van Cie 111.
Over Bory valt veel te zeggen. Hem hier recht doen kan eigenlijk niet. Hem onvermeld laten evenmin. Zijn voorstellingen zijn zo multidisciplinair dat ze onmogelijk te classificeren zijn. Visueel theater komt misschien het meest dichtbij, zo geeft hij zelf ook toe. Hij werkt vrijwel altijd met circusartiesten. Zelf begon hij ooit in de eerste voorstelling van Cie 111 als jongleur. De kleine filmische elementen in zijn nieuwste, Azimut, die hij maakte met, maar vooral voor de Groupe Acrobatique de Tanger, zetten me aan het denken.
Over montage. Inmiddels een prominent en vanzelfsprekend element in film, maar dat is niet altijd zo geweest. Ooit draaide cinema, net als circus, vooral om presentatie. Eenvoudigweg tonen. Van verhaallijnen was in die vroege jaren nauwelijks sprake. De technologie ontwikkelde zich, net als het gebruik ervan. Er werd steeds meer nagedacht over hoe je met alleen beelden van taferelen of handelingen, nog zonder tekst, iets begrijpelijk kon maken voor een publiek. Hoe je tussen verschillende shots betekenissen op kon roepen.
In Azimut zit een korte sequentie met ‘jump cut’ effecten, vergelijkbaar met die bij Cirque Aïtal. Een vrouw schijnt met een felle lamp afwisselend op ons en op het podium achter zich, waar steeds een nieuw tafereel zichtbaar wordt. Krachtige beelden zijn het: iedere onthulling geeft een kleine schok. Ze doen denken aan Sergei Eisenstein, een filmauteur avant la lettre, die in de jaren twintig van de twintigste eeuw met zijn ‘montagefilms’ vergelijkbare effecten bereikte en van grote invloed zou zijn op de verdere ontwikkeling van de film.
Net als hij speelt Aurélien Bory in nauwkeurig uitgedachte visuele composities een spel met onze perceptie. Steeds als de oogstrelende bewegende beelden dreigen te hypnotiseren, doorbreekt hij de patronen en bouwt iets geheel nieuws op. Dat gebeurt niet altijd met schokeffecten. Vaak ook geeft hij ons de tijd om ons opnieuw te oriënteren. Om de minutieuze mise-en-scène waarmee hij tot ons spreekt in ons op te nemen en te duiden. Meer nog dan je zou verwachten is elk element daarin betekenisvol voor hem. Zijn zeer associatieve manier van werken doet ook mijn verbeelding op hol slaan. De relaties binnen en tussen de beelden staan bijna frustrerend veel interpretaties toe.
De Groupe Acrobatique de Tanger was nauw betrokken bij het creatieproces, vertelt hij. Hij construeerde Azimut rond de historische, spirituele wortels van hun bestaan als acrobaat. Daarmee grijpt hij terug naar een veel langere, bredere traditie van acrobatiek, waarvan circus slechts deel uitmaakt. Die vond hij interessanter dan de vorm ervan. Hij biedt nieuwe inzichten in acrobatiek, zonder er veel van te tonen. De acrobaten zijn tegelijkertijd inspiratiebron en levend materiaal; evenwaardig aan de andere elementen in de voorstelling.
Eisenstein gebruikte zijn acteurs op vergelijkbare manieren, in navolging van zijn mentor, de constructivistische theaterregisseur Vsevolod Meyerhold. Die bouwde decors als machines of parcours, waar acteurs doorheen bewogen. Hij bedacht ook het zogenaamde biomechanische acteren, waarbij het lichaam zelf als een soort machine wordt beschouwd. Het precies uitvoeren van lichamelijke bewegingen was voor hem belangrijker dan emotionele expressie. Eisenstein was een van de velen die geïnspireerd raakten door Meyerholds ideeën. Waar deze zelf inspiratie vond? In het circus.
Tegen het einde van onze sessie met Bory noemt hij Meyerhold kort. Veel tijd voor verdere vragen is er niet, maar ik ben geïntrigeerd. Circus en film, daar moet ik meer van weten. Terug in Nederland lees ik dat Bory graag wegdroomt bij dit citaat van T.S. Eliot:
We shall not cease from exploration
And the end of all our exploring
Will be to arrive where we started
[And know the place for the first time.]
>> Lees alle artikels van Unpack the Arts
>> This project has been funded with support from the European Commission. This communication reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.