De geroutineerde lezer van Circusmagazine weet dat Zultenaar Hans Vanwynsberghe (40) op tijd en stond opduikt in ons geliefde blad. Als straatartiest heeft hij een lange staat van dienst, als reiziger is hij een vat vol verhalen, als plantrekker leest zijn leven als een roman. Momenteel werkt hij met zes kompanen naarstig aan de tentshow Friendly Freaks (Compagnie Balltazar), een moderne interpretatie van de freakshow, die liever vroeg dan laat op het publiek mag losgelaten worden. “In deze voorstelling komen veel facetten van mijn leven samen,” verklaart Hans. Wie Friendly Freaks leert kennen, leert Hans kennen, en vice versa. Tijd om de kaarten op tafel te gooien.
De artiest
Hans groeide op in een gezin waar beeldende kunsten eerder dan podiumkunsten hoog in het vaandel werden gedragen, en dat leverde op. “Ik had blijkbaar van jongs af aan een talent voor tekenen, schilderen en beeldhouwen. Toen een leraar werd vervangen op de lagere school, heb ik de vervanger voor mijn moeder nagetekend en ze kon direct raden om wie het ging. En ooit ben ik gestraft geweest omdat de leerkracht dacht dat ik de tekening die ik indiende nooit zelf gemaakt kon hebben.” Verdere artistieke studies kwamen in het zicht, maar het omhooggevallen wereldje van musea en galerijen sprak Hans geenszins aan. Dus volgde hij een andere interesse en studeerde voor bio-ingenieur.
Ondertussen was ook de liefde voor jonglerie bij Hans aangewakkerd. Het toeval bracht hem op de schoolbanken met een andere West-Vlaamse jongleur, Guy Waerenburgh. Nadat Hans zichzelf leerde jongleren met keien op de speelplaats, bleven de twee elkaar uitdagen om beter te worden. “Drie maanden nadat we konden jongleren, had ik met mijn grote bek al een straatoptreden geregeld. We waren allebei bedreven moppentappers en hadden geen schrik om voor een publiek te staan. Van het ene optreden kwam het andere en een derde vriend sloot zich bij ons aan.” Die derde vriend was niemand minder dan Matthias Vermael, later de zakelijke leider van Circusplaneet, het Gentse circusatelier, waar Hans vrij snel als lesgever kon beginnen. Na passages bij de circusscholen van Mechelen, Antwerpen en Brugge, is Hans momenteel bezig bij De Vliegende Mier in Ronse en Circus Zonder Handen in Brussel. Hij bleef ook groeien als artiest, en bekwaamde zich onder meer in acrobatie, clownerie en evenwichtskunst. In 2003 richtte hij Compagnie Balltazar op.
De noodzaak om muziek te leren drong zich op. Trouwe confrater van de compagnie, gediplomeerd jazzmuzikant Jef Scheepers, schoot te hulp en leerde Hans de basiskneepjes van contrabas. Daarnaast vond Hans het fijn om te tokkelen op de piano van zijn toenmalige vriendin. “Ik heb eigenlijk geen muzikale aanleg, een eenvoudig ritme klappen is al een hele opgave. Toch werd livemuziek alsmaar belangrijker in mijn circuscarrière. Ondertussen toeren Jef en ik, samen met Thomas De Caesstecker (muzikant en parkourspecialist, bekend van Be Flat, red.) sinds enkele jaren met Orkest Bazar. En zo groeide ik alsnog in de muziek, min of meer autodidact. Dat ik word omringd door goeie muzikanten die mijn foute noten camoufleren, vind ik heel leuk. Zo lijkt het alsof ik zelf ook een degelijke muzikant ben.” In dat opzicht verbaast het niet dat de circusartiesten van Friendly Freaks elk ook hun eigen instrument beheersen. “In mijn voorstellingen moet de muziek live gespeeld worden, maar financieel is dat geen evidentie. We hebben weliswaar een mooie creatiesubsidie voor Friendly Freaks gekregen, maar toch besparen we een flinke kost door met veelzijdige performers te werken die eerst hun circuskunst brengen en dan hun collega’s muzikaal ondersteunen. In een cabaret is dat mogelijk, omdat elke artiest zijn eigen nummer brengt en daarna de handen vrij heeft. Zelf heb ik jarenlang mijn schouders gezet onder de ‘Funky Fridays’ in Gent, en ben dus erg vertrouwd met de cabaretformule. Het was dan ook logisch dat ik voor Friendly Freaks dezelfde formule koos.”
De vrijgekomen tijd die corona noodgedwongen opleverde, heeft de nummerstructuur van Friendly Freaks echter stevig door elkaar geschud. “De ploeg is ondanks de stilstand toch enthousiast en komt telkens weer met nieuwe ideeën aanzetten. Ik ervaar een enorme openheid in de groep en elk idee wordt uitgeprobeerd. Het gevolg is dat de voorstelling veel collectiever is geworden en de grenzen tussen de nummers is vervaagd. Dat vraagt veel extra werk en ik heb de artiesten meegedeeld dat ik niet al die uren kan vergoeden. Maar ze vinden het niet erg om onbetaalde overuren te kloppen. Ze willen doorgaan tot de show helemaal goed zit.”
De activist
Als kind werd Hans stevig ondergedompeld in het politieke debat. Zelf probeerde hij de stiel uit in de schoolraad en, met iets meer succes, als voorzitter van de Jeugdbond voor Natuur en Milieu, afdeling Kortrijk. “Vanaf mijn twaalfde volgde ik de politiek heel hard, maar haakte af toen ik besefte dat je als politicus veel macht hebt om slecht te doen, maar weinig om goed te doen.” Dan heeft een circusartiest een nobeler gave: “Hij maakt blije mensen op een feestelijke bijeenkomst nog blijer. Een artiest kan al snel de sympathie van het publiek winnen, en langs die weg toch ook een boodschap meegeven, of op zijn minst een gevoelige snaar aanraken.”
En of die boodschap politiek getint is bij Hans: “Ik begon te brainstormen over de freakshows van weleer. Een vraag die ik mij stelde was: wie zijn de freaks van vandaag? Wie valt tegenwoordig buiten de maatschappij?” Een bont gezelschap, zo blijkt: “Transgenders, daklozen, mensen met een getatoeëerd gezicht, noem maar op. We willen de problematische stigmatisering van al die groepen onder de aandacht brengen in onze voorstelling. Zo zal een van de artiesten een landloper spelen, het type dat je elke nacht in Brussel ziet rondhangen. Zulke mensen vallen overal uit de boot.” Dat je met circus hun imago kunt bijkleuren, hoeft geen betoog, maar uitgerekend de oude freakshows actualiseren is een gewaagde zet: een deel van de wrange nasmaak van die vorm van entertainment zit in het voyeurisme van het publiek, een soort sociaal ramptoerisme van het afwijkend gedrag. Hoe gaat de bedenker van een eigentijdse freakshow daarmee om? “We zijn nog elke dag bezig met die kwestie. We hebben alvast geen schrik om het publiek een spiegel voor te houden. We voeren bijvoorbeeld een ‘social media-freak’ op, een personage dat de hele tijd op zijn schermpje bezig is. Die freak is lang niet zo exotisch als de freaks van vroeger, hij is juist heel herkenbaar.”
Helaas worden ook mensen met een andere huidskleur soms nog bestempeld als hedendaagse freaks. Compagnie Balltazar maakt echter geen onderscheid en heeft naast Europese ook Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse artiesten in de rangen. Een van hen moest ondertussen al vervangen worden: “Hij zou dit jaar zijn artiestenstatuut behalen, maar dat is door corona onmogelijk geworden. Hij stond voor de keuze: werken of terug naar eigen land. Hoe dan ook was de creatieperiode voor hem onmogelijk geworden. Spijtig, want ik keek er echt naar uit om met hem te repeteren.”
Die buitenlandse artiesten heeft Hans veelal leren kennen tijdens zijn talloze reizen naar de uithoeken van de wereld, waar hij vaak ging helpen bij plaatselijke circusschooltjes of andere sociale projecten zoals weeshuizen. Hij gaf optredens in de dorpen die hij passeerde en had ook altijd een checklist van moeilijk te spotten fauna en flora op zak. Bovendien stond hij als gediplomeerd bio-ingenieur klaar met advies voor lokale landbouwers. Het heeft zijn sociaal hart er niet kleiner op gemaakt, en hij laat geen gelegenheid voorbijgaan om het op te nemen voor allerhande kansengroepen, ook in eigen land: “Ik stond al langer in contact met Roma-zigeuners, die vaak worden gezien als het uitschot van het uitschot. In de duo-voorstelling De Ballen van Balltazar wilden Jef en ik dat aankaarten.” Het werd niet altijd in dank afgenomen: “We hebben eens een aanvaring gehad met een Franse burgemeester van het Front National (nu het extreem-rechtste Rassemblement national, red.) die niet wilde betalen omdat we de problematiek van de Roma bespreekbaar maakten.” Toch blijft Hans vermetel: “Laat mij gerust optreden op het jaarcongres van Vlaams Belang. Je moet altijd het gesprek aangaan. Op een vriendenprijsje moeten ze evenwel niet rekenen.”
De freak
Voelt Hans zich zelf soms een freak van deze tijd? Toch wel: “Vlak na het afstuderen had ik een kwalijk ongeval met een trampoline. Sindsdien ben ik rugpatiënt en heb ik moeten leren leven met chronische pijn. Dat is een fysieke en emotionele last die ik elke dag met me meedraag. Als ik één ding kon veranderen in mijn leven, zou ik dat accident ongedaan maken. Ik leef wel naar het motto ‘elk nadeel heeft zijn voordeel’, maar deze keer is het nadeel toch groter dan het voordeel.” Zo kon Hans op weinig financiële bescherming rekenen. Hij was zo’n geval dat tussen de mazen van het net viel, en door overheidsinstanties vooral van het kastje naar de muur werd gestuurd om uiteindelijk met lege handen over te blijven.
Op de rand van armoede drong een alternatieve manier van leven zich op. Kraken bleek een deel van de oplossing: “In plaats van een leegstaand pand te laten verkommeren, zodat het alleen maar junkies aantrekt, is het beter om het op te knappen, er te leven en er initiatieven voor de buurt te ontplooien, zodat het een positief project wordt, mét de goedkeuring van de eigenaars, voor alle duidelijkheid.” En zo belandde Hans in een verlaten textielfabriek in Zulte, omgedoopt tot ‘Las Bobinas’ (Spaans voor ‘De Bobijnen’, red.). Hij trok er vijf jaar geleden in met vrouw en kind, repeteert er à volonté aan Friendly Freaks en stelt het gebouw open voor andere artiesten, van welke pluimage dan ook: “Residenten kunnen op verschillende manieren hun verblijf terugbetalen: ofwel door mee te doen aan de cabarets die we hier voor de lokale bevolking organiseren, ofwel door te klussen in het gebouw, en als dat niet gaat, kunnen ze ook gewoon betalen.” Toch kijkt Hans ondertussen uit naar een eigen stekje, liefst in de Vlaamse Ardennen. “Er is een tweede kindje onderweg en ik ben niet meer de allerjongste. Als ik zelf nog grote verbouwingen moet doen, zal dat niet meer te lang mogen duren.”
De confrontatie met de imperfecties van het leven leidde ertoe dat de freaks van Friendly Freaks aan de slag gingen met hulpstukken. “Op een bepaald moment had ik last van artrose en kon ik niet meer jongleren of pianospelen. Hoe kan je met die beperkingen toch nog artiest zijn? We onderzoeken nu hoe mechanische handen daarbij kunnen helpen. Ook oefen ik tegenwoordig saxofoon, om te bekijken of dat lukt met artificieel verlengde vingers.” Nog een stap verder zou de integratie van robots zijn – de freaks van de toekomst? – die hun eigen circusnummers brengen. Hiertoe was een samenwerking met de universiteit van Gent ingezet, maar uit de eerste resultaten bleken robots toch moeilijk te temmen: “Mechanica ligt me beter. Als er iets aan schort, kan ik dat eventueel last-minute nog oplossen, maar als een robot een foutmelding geeft, is dat minder vanzelfsprekend.”
Willy Sommers
Uniek voor Friendly Freaks is de deelname van een gastartiest per locatie. Die wordt niet gekozen door de compagnie, maar door de programmator. “Dat kunnen circusartiesten zijn, of leerlingen van de plaatselijke circusschool, maar evengoed muzikanten of andere kunstenaars. Hoe tof zou het bijvoorbeeld zijn als Willy Sommers onze gastartiest zou zijn? Voor hem is dat een optreden om nooit te vergeten, tussen al die circusfreaks, en zowel zijn als ons publiek leert een andere wereld kennen.” Het gevolg van het werken met een gastartiest, is dat elke voorstelling er anders uitziet. Daags voor de show zal de hele ploeg intensief repeteren om de gast een plaats te geven in het geheel. “En als de tent er dan toch al staat, kunnen we die in de vrije uren ook ter beschikking stellen van de gemeenschap. Alles om mensen dichter bij elkaar te brengen.”
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #66 (maart 2021) // Auteur: Tom Permentier // Foto’s: Kevin Faingnaert // All rights reserved