Elke vakman spreekt zijn eigen taal. En omdat het circus een bonte verzameling vaklui is, stelt CircusMagazine een lexicon op. Specialisten uit het domein vertellen over hun beroep, wij destilleren een woordenboek met de opvallendste gemene delers of juist de scherpste tegenstellingen, en zoeken zo in één beweging naar het wezen van circus. Aflevering vier: kegeljonglerie.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #53 (december 2017). Voor overname contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Tom Permentier
Kegeljongleurs zijn drukbezette mensen. Slechts drie excellenties uit het vak vonden de tijd om hun jargon aan ondergetekende door te geven. Ze hebben evenwel veel te vertellen, zoals het zelfverklaarde nerds betaamt, ook al moesten ze bekennen dat enkele termen eerder betrekking hebben op het jongleren in het algemeen dan op kegels in het bijzonder. Sommige van die begrippen zijn opgenomen in de lijst, want we hebben ze nodig om het kegeljongleren beter te begrijpen.
Albert
Een truc waarbij de jongleur de kegel tussen zijn benen opgooit en halverwege zijn rug opvangt. De omgekeerde beweging wordt een ‘trebla’ genoemd. De uitvinder hiervan is de Amerikaanse virtuoos Albert Lucas (sdc).
Balanceren
Kegels of andere voorwerpen balanceren op verschillende lichaamsdelen (kin, neus, voorhoofd, armen, handen, knieën etc.) is al tien jaar in opmars bij jongleurs. Kegeljongleurs in het bijzonder laten ook graag de ene kegel op de andere balanceren (sdc).
Body
De handle is het smallere gedeelte van de kegel dat contact heeft met de hand. Deze eindigt in een iets dikkere knop. Aan de andere kant begint de body, die halverwege het dikste is. Bijzondere vormen in de body zijn de Fathead, een soort plastieken waterdruppel, en de Radical Fish Donut, met zijn ringvormige uitstulping halverwege de body, waardoor hij lekker traag draait als je hem opgooit (bd).
Centrifugaal
De middelpuntvliedende kracht is een van de natuurwetten waar de kegeljongleur leert mee omgaan. De andere zijn onder meer zwaartekracht, spierkracht, veerkracht en in mindere mate de wetten van Archimedes (gb).
Chop
Vlak voor het gooien van je kegel er een opvallende draaiende kapbeweging mee maken langs de schouder (sdc).
Combat (ook bekend als ‘massacre’)
Een favoriet spel onder jongleurs, waarbij ze proberen elkaars kegels neer te halen, tot de laatste overblijft. In Duitsland zijn er melomane klieken die heuse trainingssessies en ‘fight nights’ organiseren, en als onklopbaar worden beschouwd (bd).
Fakkels
Fakkels zijn in feite brandende kegels, al zijn de echte kegeljongleurs niet per se bedreven in het jongleren met vuur en vice versa (sdc).
Gooien
Soms is het gemakkelijk. Jongleren is kunnen gooien en kunnen vangen. Het vergt wel een zekere feeling, die je fysiek vertaalt als de juiste afwisseling tussen spanning en ontspanning van de spieren, ook belangrijk bij kegelmanipulatie (gb).
Kettingzaag
Verschillende jongleurs zochten naar andere objecten met een zekere kegelvorm om hun act mee uit te werken. Geliefde voorwerpen zijn tennisraketten en kettingzagen. Ook de Zwitserse tamboers zijn bekend om het jongleren en passeren met drumstokken tussen het trommelen door (sdc).
Lego
Een bizarre naam voor een minder bekende tak van het kegeljongleren, waarbij de kegels nooit het contact met de handen of het lichaam verliezen als ze, in een tweedimensionaal vlak voor het lichaam, een spel van (draai)bewegingen uitvoeren (sdc).
Manipulatie
Verzamelnaam voor allerlei trucs met kegels wanneer ze niet worden gegooid. Balanceren, swinging en lego behoren tot het domein van de manipulatie (sdc).
Merken
Veel jongleurs zweren bij de witte kegels van de reeks Pirouette Training van het merk Henry’s, met een houten stok in het binnenwerk. Tegenwoordig krijgt deze kegel concurrentie van de Px3 en de Px4 van Play, met een stok in kunststof binnenin, waardoor het vangen van de kegel een plastieken geluidje maakt (bd). In klassiek circus kiezen jongleurs graag voor witte kegels met een blinkend strepenmotief (sdc).
Moeder
De relatie tussen een jongleur en zijn kegels is dezelfde als die tussen moeder en kind. Ook een moeder zal proberen om haar kind nooit te laten vallen, en brengt bijna evenveel uren door met haar kind als de jongleur met zijn kegels (gb).
Negen
Is het recordaantal kegels waarmee ooit gejongleerd is geweest, hoe kortstondig ook. Dat record staat op naam van de Zweed Emil Dahl. Er waren bijzondere voorwaarden verbonden aan deze recordpoging: bij de eerste worp moest je de negen kegels weten op te vangen, bij de tweede worp zeven (sdc).
Oprapen
Deze onvermijdelijke handeling van elke jongleur wordt iets aangenamer als je de ‘kick-up’ leert. Leg de gevallen kegel met je ene voet op de andere, en met de juiste opwaartse beenbeweging werp je ze zo terug in je hand, zonder dat je moet bukken (sdc).
Passeren
Waarbij kegels of andere objecten tussen verschillende jongleurs worden gegooid. Ideaal om het anders zo geïsoleerde en wat autistische oefenschema van de jongleur te doorbreken, nieuwe vriendschappen te sluiten of een lief te vinden (bd).
Picking
Als een tweede persoon achter de jongleur staat en af en toe een kegel opvangt of opgooit, zonder dat de jongleerbeweging onderbroken wordt. Ook leuk bij het passeren (sdc).
Siteswap
Een bijzonder numeriek notatiesysteem voor jongleurs, waarbij de getallen de hoogte van de worp aangeven. De kegel doorgeven wordt met een 1 genoteerd, het basisjongleren met drie kegels wordt dan 333…, en met vijf kegels is 555… (waarbij je hoger moet gooien dan als je met drie kegels jongleert). Maar je kan ook reliëf in je jongleerpatroon aanbrengen, bijvoorbeeld 531. In bepaalde kringen, die nog weinig met circus te maken hebben, worden velerlei wiskundige formules gejongleerd. Er bestaat trouwens een alternatief notatiesysteem, ‘Préchac’, dat geschikter is voor groepsjongleren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het doorgeven, het gooien naar de partner of de kegel in diens hand laten vallen. Voorbeeldje: 1P staat voor doorgeven, 1PX voor doorgeven naar de andere hand van de partner, dus gekruist (sdc).
Smoel
Een doorgewinterde kegeljongleur is bereid om bij het oefenen al eens een kegel op zijn smoel te krijgen (bd). Andere mogelijke blessures zijn gebroken nagels, bloeduitstortingen in de hand en tendinitis (sdc).
Snake
Een uiterst moeilijke oefening in dynamisch balanceren, waarbij de kegel op de rug van de hand een soort vlinderbeweging maakt (sdc).
Spin
De omwenteling die de kegel bij het jongleren maakt, waarbij de body een achterwaartse salto draait. In het andere geval wordt gesproken van een ‘reverse spin’. Een worp waarbij de kegel niet draait wordt een ‘flat’ genoemd (gb). Opvallend is dat in traditioneel circus de jongleurs hun kegels graag snel en laag laten draaien, waar het in andere milieus, onder meer bij Franse hippies (sdc), lange tijd mode was om hoge worpen langzaam te laten draaien (bd).
Swinging
Het doet een beetje denken aan de bewegingen van majoretten of de kunst van pois (dansen met kleurrijke linten of al dan niet brandende bollen aan een touwtje): de laatste tijd is swinging met twee kegels erg in trek. De jongleur heeft de kegels bij de knop vast, en draait ze via arm- en polsbewegingen rond zijn lichaam. Een bijzonder optisch effect is de ‘antispin’, waarbij de kegel de tegengestelde richting draait van de arm (sdc).
Tomahawk
Bij het passeren wordt de doorgegeven kegel onderhands naar de partner gegooid, maar je kan hem ook smijten zoals een tomahawk, dus van boven de schouder vertrekken (sdc).
Vangen
Klinkt evident, maar het vraagt snelle reflexen, een goeie oog-handcoördinatie en inzicht in vlakken. Immers, waar een jongleur met ballen enkel hoeft te denken aan het tweedimensionale vlak, namelijk zijwaarts gooien (parallel aan het lichaam), moet een kegeljongleur ook in de diepte denken, gezien de voorwaartse beweging die de rotatie van de kegel bepaalt (gb).
Volksspel
Het jongleren met ballen is al bekend van in het antieke Egypte, getuige enkele muurschilderingen. Wanneer men ging jongleren met kegels is niet duidelijk, maar er lijkt een verband te zijn met het volksspel ‘kegelen’, een voorloper van bowling waarbij een bal, met een koord opgehangen aan een balk, de kegels moet omstoten (sdc).
Volleyclub
Een sport die volleybal met kegeljongleren combineert, met in de regel twee of drie jongleurs aan elke kant van het net (sdc).
Vork
De jongleur maakt een vorkje met twee kegels in één hand. De derde hangt met de knop te bengelen tussen de twee kegels (sdc).
Wals
Een zeker gevoel voor ritme kan helpen bij het leren jongleren. Niet alleen jongleren met drie voorwerpen klinkt als een wals (1-2-3-1-2-3) maar ook passeren met zeven kegels, waarbij soms een dubbele worp in het patroon moet ingepast worden, kan in de driekwartsmaat gedacht worden (dubbel-enkel-enkel-dubbel-enkel-enkel) (sdc).
Met dank aan Gab Bondewel (gb), Sander De Cuyper (sdc) en Bram Dobbelaere (bd).
>> Bekijk alle lexicons op www.circuscentrum.be/lexicon