>> Deze bijdrage verscheen in CircusMagazine #46 (maart 2016)
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Dat het laatste woord over onze geliefde kunstvorm nog lang niet gezegd en geschreven is, bewijzen de (soms ellenlange) mails die op de redactie toekomen. En het moet gezegd: wij zijn daar heel blij mee.
Als danser en choreograaf heb ik door de jaren heen veel dansvoorstellingen gezien en een merkwaardige ontwikkeling geconstateerd. Beginnend met klassiek ballet zag ik ballerina’s zweven als sylfides ontheven aan de zwaartekracht. De moderne dans zette de menselijkheid in de voorgrond, aardsheid was ineens belangrijk. Hierna kwam de fase waar iedere choreograaf minstens één scène in het naakt moest laten zien, want we zijn zo puur. Door de eeuwige drang naar vernieuwing zag ik dansvoorstellingen waar niet meer gedanst werd; gewoon staan in een halve cirkel was ineens in de mode – alleen een naakte piemel mocht nog weergaloos in het rond zwaaien. Toen kwam het zweven over de grond: vernieuwend en mooi, zeker, maar ik vroeg me af of straks alleen nog maar als een mol onder de grond gedanst zou worden. De ommekeer kwam toen het nieuwe circus de theaters introk; hier werd weer volop gevlogen en de zwaartekracht getart. Heerlijk om dit te beleven. Ik verdiepte mij in het circus en hou mijn hart vast als ik hoor hoe om vernieuwing wordt geroepen en dans als voorbeeld word gebruikt. Alstublieft, ga niet dezelfde fouten maken als dans en louter om de vernieuwing het circus zelf verdoemen. Laat je inspireren door de andere kunsten, maar blijf vasthouden aan wat circus zo bijzonder maakt. Een goede voorstelling ontstaat niet door vernieuwing, maar door de verbeeldingskracht van de maker(s) die zijn eigen visioen middels beweging over weet te brengen.
Jördis Cordua, Circunstruction (Nederland)
Beste CircusMagazine
Ik schrijf deze tekst als reactie op uw laatste uitgave, nummer 45. Een nummer waar zeker goede artikels in voorkomen, maar waar ik bij bepaalde artikels toch stevig de wenkbrauwen fronste en waar we, na bespreking met een aantal van mijn medelesgevers en artiesten, net niet tot rituele verbranding van het magazine overgingen.
Een artikel over circuskritiek brengt uiteraard weer kritiek met zich mee. Het toont vooral ook dat circuskritiek een erg subjectief begrip is. Waar ik persoonlijk ‘Klaxon’ van Akoreacro een geweldig sterke voorstelling vond, laat Hanne Jacobs in haar essay merken dat zij het maar niets vond dat deze compagnie teruggrijpt naar ‘verkeerde’ typetjes à la Charlie Chaplin en Laurel and Hardy. “Het personage doet afbreuk aan het kunstige potentieel van de artiest.” Net zozeer slaat ze met haar uitlatingen over ‘Mad in Finland’ in verband met “verkeerd ingeschatte publieksverwachting” naar mijn gevoel de bal mis. Clichés ontstaan net uit de grootste veronderstellingen en vooroordelen over iets. En dus zijn het ook die zaken die een publiek verwacht. Moeten we dan net het tegenovergestelde doen? In een voorstelling over ‘Hoe het is om Vlaming te zijn’ Swahili praten en strooien rokjes dragen? Is het teruggrijpen naar clichés en gebruiken wat eerder gebeurde net niet wat nu zo ‘in’ is? Zijn we dan niet in een tijd beland waar retro terug hip is, waar we in de filmindustrie de ene na de andere prequel, sequel en remake te zien krijgen? Is het dan niet net hedendaags om ook binnen circus terug te grijpen naar het verleden en zo te kijken naar de toekomst? Is dit niet net de kracht van circus, dat oud nieuw kan zijn en vooral dat dit publiek kan trekken?
Ook reageer ik graag op een uitspraak van Alexander Vantournhout die aangehaald wordt: “Jongleren is objecten organiseren in de ruimte, geen [hedendaags] circus.” Is acrobatie dan ‘personen organiseren in de ruimte’ en dus ook geen circus? Met deze uitspraak, en het gebruik ervan in voornoemde essay, doen Alexander en Hanne een hoop circusgezelschappen oneer aan. Zelfs als je deze uitspraak in de juiste context plaatst. Dat door het gebruik van het juiste personage de artiest en niet de techniek centraal staat, de artiest zo controle vindt en zijn/haar voorstelling dan een hedendaagse circusvoorstelling wordt. Hier wordt duidelijk gesteld dat voor hen beiden, Hanne en Alexander, techniek niet aan de basis mag staan van een hedendaagse voorstelling. Maar is circustechniek dan niet het medium dat door circusartiesten gebruikt wordt om een voorstelling te dragen, om iets uit te drukken? Is dat dan ook niet het medium dat Alexander zelf gebruikt om een soort ‘ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ weer te geven in zijn laatste creatie? Of is het eerder theater of performance art? En als het dan theater of performance art is, dan is het geen circus meer en dan zijn alle veronderstellingen en meningen erover toch niet meer van toepassing op circus. Of wel? Wat is een circusartiest zonder circustechniek, maar met een geweldig personage? Een acteur. En dan moet je zijn/haar voorstelling niet meer binnen het kader van circusvoorstellingen plaatsen, maar binnen theater.
Kan een voorstelling waar de focus puur op de hoogstaande techniek ligt, en waar het personage van de artiest minder van belang is, dan niet interessant of indrukwekkend zijn, noch als hedendaags circus aanzien worden?
Dries Schrandere (Mechelen)
>> Zelf ook reageren op een kwestie uit CircusMagazine? Mail je bedenkingen naar [email protected]. Ingezonden reacties kunnen ingekort worden in functie van de beschikbare plaats in het magazine.