>> Dit interview verscheen in CircusMagazine #46 (maart 2016)
>> Auteur: Brecht Hermans – Foto’s: Bart Grietens
>> Voor overname artikel: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Nederlanders hebben een opmerkelijke voorliefde voor alles wat Belgisch is. Ieder Nederlands café heeft een assortiment Belgische bieren, de festivals bulken van de Belgische voorstellingen en in 2015 benoemde Codarts in Rotterdam de Belg Jan Daems tot hoofd van de circushogeschool. Het leek meant to be, zoals de hele loopbaan van Jan een organische aaneenschakeling lijkt van de juiste kansen op het juiste moment. Na een opleiding mime stond hij eerst zelf als acteur op de planken, later werd hij vooral coach en regisseur en studeerde hij circuspedagogie aan Ecole de Cirque de Bruxelles. Hij belandde met Cirque du Monde in Mexico, kwam daarna terug naar het Circuscentrum in Gent. En toen was er die vacature in Rotterdam. Jan solliciteerde en kreeg de baan.
Was het moeilijk om als Belg terecht te komen in de gevestigde structuur van een Nederlandse hogeschool?
Jan Daems: “Nee, eigenlijk niet, wel intensief. De eerste zes maanden heb ik vooral geobserveerd en geluisterd. Ik ben niet de persoon die ergens binnenwandelt en roept dat alles meteen anders moet. Ik wilde eerst weten wat er al was, wie wat deed en hoe. Daarna ben ik mijn eigen accenten gaan leggen, in nauwe samenwerking met het zakelijk hoofd Anna Beentjes. Knopen doorhakken doen wij in onderling overleg. Ik houd rekening met haar portefeuille en zij met mijn artistieke invulling. De kunst bestaat erin om samen een Open House te creëren, zoals Lou Reed en John Cale het verwoordden in één van hun songs.”
Heb je in je eigen opleidingstraject ooit iets gemist?
“Als ik zelf als circusartiest een hogeschool zou hebben gevolgd, zou ik vorig jaar misschien al strikter hebben ingegrepen of een mening hebben gehad over de technieken en de specialisaties op zich. Ik ken die technieken wel, maar als coach of regisseur lette ik meer op het geheel dan op het puur technische. Het voordeel van die vertraging is echter dat ik daardoor de docenten hun eigen ding heb kunnen laten doen.”
Zijn er na de aftastende fase zaken waar je specifiek op wilt inzetten binnen de opleiding?
“Ik wil inzetten op de duurzame training en op de ontwikkeling van de artistieke identiteit van elke student. Verder wil ik bekijken in welke technieken we ons zullen specialiseren. Dat moet gebeuren in communicatie met ACaPA (Tilburg) en ESAC (Brussel), zodat we studenten kunnen doorverwijzen. Het heeft geen zin om alle drie te investeren in dezelfde structuren en docenten. Doordat we ons zo dicht bij elkaar bevinden, kunnen we ons op elkaar afstemmen en gezamenlijk kijken wie we naar waar doorverwijzen.”
Gebeurt deze samenwerking al?
“In beperkte mate en met marge om te groeien. Er zijn bijvoorbeeld afspraken om studenten tijdelijk te laten meedraaien in een andere school of om een docent te delen. Maar je zit ook elk met je eigen programma. Je kan een docent niet op hetzelfde tijdstip op twee verschillende plekken inzetten. Het heeft ook met tijdsgebrek te maken. Iedereen heeft het druk druk druk, zoals de hele maatschappij. Misschien moeten we af en toe wat minder mails lezen en meer met de inhoud bezig zijn.”
VRIJ EN TOEGEPAST CIRCUS
In CircusMagazine woedde recent de discussie over de circusopleidingen. Er zouden te weinig circusmakers afstuderen. Wat is jouw visie daarop?
“Ik vond ongelukkig aan de discussie dat drie hogescholen, die bij wijze van spreken samen op één vierkante meter wonen, onbedoeld in een vergelijkende situatie terecht kwamen. Moesten er nu tien scholen met elkaar worden vergeleken, zou dat anders zijn. Maar dat een debat op gang is gekomen, zoveel te beter. Het is goed om mensen uit hun kot te lokken. Er wordt vaak binnensmonds gemompeld dat iets niet goed is. Wel, zeg het dan! Daarvoor dient een circusmagazine ook.”
Ben je het ermee eens dat er te weinig circusmakers zijn?
“Bij Codarts halen we zo veel mogelijk mensen in huis waarvan we bij de auditie zien: die wil op een podium staan. Dat is volgens mij al een belangrijk onderdeel van het makerschap. Maar er zijn ook mensen die vooral goede uitvoerders zijn. Het is net als in de grafische kunsten, daar heb je ook de vrije grafiek en de toegepaste grafiek. Ik wil een deel van mijn studenten de kans blijven geven om enkel als uitvoerder ten dienste te staan van een regie. Als mensen zich daar goed bij voelen en ze doen het goed, dan moet dat kunnen bestaan.
Maar als we overgaan naar zij die zich profileren als maker, dan ben ik het er mee eens dat het circus nog te mager is. Er zijn nog te weinig lagen in het circusveld en er is te weinig onderbouw qua onderzoek en analyse. Men is te snel tevreden met het eerste idee. Een slap verhaaltje bedenken als excuus om je techniek in een voorstelling te kunnen schuiven, daar moeten we helemaal van af. Het is veel eerlijker om een goed circusnummer te brengen in een klassieke show dan te pretenderen dat je een nieuwe vorm hebt ontdekt.
Eigenlijk moet iedereen terug de geschiedenisboeken induiken. Veel van het materiaal uit het oude circus is weggegooid vanaf het moment dat clowns not done waren. Het circus ging zichzelf herontdekken en serieus nemen, en de lelijke pruiken en grote schoenen moesten als eerste weg. Maar daar gaat het niet over. Er waren bijvoorbeeld goede Russische clowns en komieken als Buster Keaton. Als circus zich onder meer daar terug op wil enten, zal het vanzelf tot boeiender spel komen. Als je jezelf alleen maar serieus wilt nemen, ga dan liever naar een acteursschool. En dan nog heb je misschien wel een hoofd waar altijd om gelachen zal worden.” (lacht)
Is circus te ver doorgeschoten in het idee dat het kunst moét zijn?
“Iedere generatie is ervan overtuigd iets nieuws te hebben uitgevonden en neemt dat zeer serieus. Het is pas wanneer je zelf een generatie verder staat in je leven dat je zoiets kunt zien. Vijfentwintig jaar geleden was er niet zo veel belangstelling meer voor circus. De laatste twintig jaar was er een herontdekking en kwam er een stroming die het verhief tot kunst met de grote K. Ik heb daar geen bezwaar tegen, maar als je als maker niet op dat niveau zit, dan moet je dat aanvaarden. Probeer Picasso te zijn, maar boks vooral niet op tegen iets dat je niet bent.
Indertijd keek iedereen op naar de eerste pogingen in Frankrijk, waarbij een tekst van Molière in een doeknummer werd ingewrongen. Maar het stadium van zo’n veredeld knip- en plakwerk zijn we voorbij. Er zullen nog wel experimenten ontstaan en het dadaïsme binnen het circus zal ook de revue passeren, maar we moeten verder.”
Is het niet te veel gevraagd van een opleiding om circusmakers af te leveren? Heeft een net afgestudeerde maker geen tijd nodig om zich als kunstenaar te ontwikkelen?
“Een school is slechts een onderdeel in het traject van een maker. Natuurlijk hopen wij op het eind van de rit dat de student zo ver mogelijk staat, maar je weet dat je als school maar tot een bepaald punt kunt geraken en dat je niet noodzakelijk de oogst binnenhaalt. Het is een cliché, maar het is zo: wij bieden tools aan en het is aan de studenten om er iets mee te doen. Als ze dat niet willen, dan moeten we hen de kans geven om op hun bek te gaan.”
CIRCUS IN EEN VERKNIPTE WERELD
Los van de opleiding, is er iets dat je mist in het circus?
“Ik mis punk in het circus. Er is te veel braafheid. We moeten tegen schenen durven schoppen. Dingen durven doen die een publiek misschien niet meteen goed vindt. Er is te weinig durf om echt brokken te maken.”
Is er een organisatie die daar volgens jou wel in slaagt?
(denkt na) “Het Australische Acrobat bijvoorbeeld. Ik vond niet alles van hen goed, maar zij deden wel altijd hun eigen ding – baf – in het hier en nu. En naar Danny Ronaldo blijf ik ook graag kijken. Hij blijft zoeken, met respect voor het verleden. Is dat dan hedendaags circus? Ik ben er nu in 2016 in ieder geval aangenaam door verrast. Hij raakt mij. En iets dat dan helemaal anders is: de voorstelling ‘Azimut’ van Compagnie 111. Circus zo ten dienste stellen van plastische choreografie dat mensen zich afvragen of het nog circus is. Wanneer kunst vragen oproept, zitten we goed volgens mij.”
Kunnen we stellen dat het zoeken interessanter is dan het afleveren van een perfect eindproduct?
“Ja, misschien is dat een sleutel: als je tot circusmakers wilt komen, schakel dan een versnelling lager. Probeer niet te snel de top te bereiken. Het zijn de opdoffers, de knallen en de dieptes die ervoor zorgen dat je sterker naar boven kunt klimmen. Ik denk dat we in het circus het ritme en de timing van clowns moeten respecteren. Wij zijn gewoon mensen. Probeer en werk zo hard mogelijk, maar geef ook toe wanneer het niet meezit of als je een luie dag hebt.”
Een trager proces om als (jonge) maker te groeien, dat klinkt als iets dat in iedere kunsttak welkom zou zijn.
“Maar binnen een circusopleiding is dat moeilijk. Zo zit je bijvoorbeeld met de leeftijd. Jonge mensen willen hun technische prestaties zo ver mogelijk pushen. Ze willen grenzen verleggen, omdat ze beseffen dat er een houdbaarheidsdatum is. Circus is op dat vlak zoals topsport: er komt een moment dat het gedaan is. Je zal het moeten doen met wat je in de vier jaar opleiding kan leren. Daardoor krijg je het belang van het proces moeilijk aan studenten uitgelegd.
De tijd binnen zo’n opleiding is ook gigantisch beperkt. Bij circus heb je het fysieke aspect, het risico-aspect, het juiste ritme. Je werkt constant op verschillende vlakken tegelijk. Het is als een vlecht: je moet voortdurend weten hoeveel strengen er zijn, hoe je die moet vlechten en als het nodig is waar je de knoop vindt om ze weer uit elkaar te halen. Het is een proces van permanent opnieuw. Zo is het trouwens ook bij elke voorstelling.”
Zijn er na de opleiding voldoende mogelijkheden voor jonge circusartiesten om zich te blijven ontwikkelen als maker?
“In Nederland zijn er nog steeds veel minder mogelijkheden dan in Frankrijk of België. Al begint het plots hard te gaan. De interesse om circus te programmeren groeit, maar is nog niet voldoende om circusmakers in het land te houden. Er is vooral werk bij buitenlandse compagnieën. In België is het een beetje hetzelfde verhaal: te weinig afzetgebied. In Frankrijk is er wel nog veel ondersteuning, maar daar krijg ik het benauwd van lokale politici die zich willen inmengen in de culturele programmering en festivals platleggen of theaters verbieden om voorstellingen te zetten die niet binnen het kader zouden passen.
Er moeten dringend meer middelen komen voor circus. Ik ben bang dat als circus moet gefinancierd worden met wat er aan de kassa binnenkomt, dat de kaartjes dan heel duur zullen worden. Terwijl circus juist toegankelijk moet blijven voor alle lagen van de samenleving.”
Is circus nodig voor de samenleving?
“We hebben het nodig om met onszelf te kunnen lachen. Om naar onszelf te kijken en verwonderd te zijn over hoe poëtisch en krachtig de mens wel kan zijn. We leven in een systeem waarin alles geld moet opbrengen. Egoïsme wordt gepromoot. We hebben alle spiritualiteit weggegooid. Er zijn geen kerken meer, wel, ga dan naar het circus. Wil dat zeggen dat we de grootste meesterwerken moeten schrijven met circus? Nee. Maar we moeten het samen beleven. Op alle niveaus.”
Is het sociale aspect voor jou de belangrijkste eigenschap van circus?
“Nee. Wat je brengt, moet altijd kwaliteit blijven. Maar het kan op een humane manier. Circus is ook maar één van de verschillende soorten cultuurbelevenissen. Kunst is belangrijk en circus maakt daar deel van uit. De vraag is alleen hoeveel een samenleving wil investeren in kunst om zichzelf overeind te houden. En wat dan wel of geen kunst is, is een andere discussie.”
Doet de vraag wat kunst is ter zake voor een maker? Moet je niet de vrijheid hebben om alles te mogen proberen?
“Binnen de opleiding stimuleren we onze studenten om uit hun comfortzone te treden. Om met iets op de proppen te komen waarvan ze zelf denken: zou ik dat nu wel doen? Dat is volgens mij een belangrijke opdracht: durven doen waarvan je zelf denkt dat het op het randje is. Ik denk dat daar op lange termijn meer positieve effecten uit voortkomen dan door jezelf te censureren of ideeën niet uit te proberen.”
Kunst moet zijn vrijheid bewaren?
“En kunst is de bewaker van de vrijheid. Kunst moet mensen aan het denken zetten. Kunst moet provoceren. Als je kunstenaar Koen Van Mechelen in een museum ziet, denk je de eerste keer: wat doen die kippen hier? Maar doordat hij een kip in een museum zet, spreekt heel de wereld over al de onderwerpen die daarmee verbonden zijn: als je altijd op dezelfde rassen blijft inzetten, krijg je inteelt en dat is ongezond. Het statement dat hij daarmee maakt, dat mis ik in circus. Ja, sla ons om de oren. Je hoeft niet meteen met slogans te komen, maar prik mensen. Kunst mag amusement zijn, maar als je het daartoe reduceert, dan maak je producten. Het experiment moet blijven bestaan en daarin moet geïnvesteerd worden. Er wordt zo veel geëxperimenteerd met wapens, met dingen die we niet nodig hebben om te bestaan. Waarom zou je dan niet mogen investeren in het experiment in de kunst?”