>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #39 (juni 2014). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: André De Poorter
André De Poorter hield op de uitvaart van Jean Gebruers een passionele toespraak over het leven van de gelauwerde circusdirecteur, zowel in het verleden op aarde als in de toekomst daarboven. Na afloop begon de volgelopen Sint-Pieterskerk spontaan te applaudisseren. Op algemeen verzoek: de integrale tekst van Andrés toespraak.
Dierbare families Gebruers en Malter, circusartiesten, oud-artiesten en kennissen van Jean.We nemen vandaag afscheid van Jean Gebruers, hier in Gent, de stad waar zijn circus zo dikwijls voorstellingen gaf, en waar nu op het plein de jaarlijkse foor doorgaat, de kermis waarmee de families Gebruers en Malter verbonden zijn. Bij dit afscheid zou ik graag even stilstaan bij zijn levensverhaal. Jean werd in 1936 geboren in Borgerhout. Vader Julien was er schilder. Veel reclameschilderingen van cinema’s en andere zalen in het Antwerpse, zoals de Roma, waren van zijn hand of van zijn vader Joseph die naast zijn schildersberoep ook acteerde bij reizende toneelgezelschappen. Deze grootvader van Jean had een broer, Gustje Gebruers, die de bijnaam had van Fortis omdat hij in zijn jonge jaren een krachtnummer had. Gustje was gedurende jaren uitbater van het Circus Fortis. In zijn kleine tent verzorgde hij op de kermispleinen korte voorstellingen, met hondendressuur als hoofdattractie.
Er was ook een oom van Jean, John Gebruers, die bekend was als clown Jonny. Hij werkte met hondjes en trad op als goochelaar. Ergens moet er ook verwantschap zijn met een John Gebruers die stadsbeiaardier was in Antwerpen en zijn broer Staf die naast beiaardier, organist is geweest in de St. Colman’s Cathedral van het Ierse Cork.
Vader Julien was gehuwd met Josephine Greif, wiens vader Kristoffel, zelf zoon van een krachtpatser, een veelzijdig circusartiest was. Direct na de Eerste Wereldoorlog trok hij op reis met een eigen Circus Greif. Samen met zijn kinderen vulde hij het programma waarin Josephine haar aandeel had als trapeziste.
Het moet ons dan ook niet verwonderden dat vader Julien in het circusmilieu terechtkwam. Hij is vele jaren repriseclown geweest bij Circus Selma en heeft er ook een springnummer gedaan met zijn oudste zonen Eugene en Jos. Verder was hij in dienst bij de circussen Libot, Tondeurs en Van Bever en tussen 1952-54 trok hij mee met Circus De Jonghe naar Congo.
Zoon Jean debuteerde op zijn twaalfde jaar als artiest op de kermis in een theatertentje, samen met zijn vader. Een paar jaar later nam zijn oudere broer Jos hem onder zijn hoede en samen stonden ze in het programma van Circus Libot als clowns en acrobaten. Toen Jos het circusleven vaarwel zegde, om met zijn vrouw voor het foorreizen te kiezen, bleef Jean bij het circus. Na ook bij Circus Selma te hebben gewerkt, belandde hij bij de familie Malter. Deze Duitse familie was via Nederland in 1954 in ons land gekomen en ging aanvankelijk contracten aan bij diverse Vlaamse circussen. Enkele jaren later startte Gottfried Malter met zijn acht kinderen het Tiroler Circus, op een ogenblik dat het circus in ons land op sterven na dood was. Het was een circus met heel veel dierennummers. Toen later de kinderen eigen circusuitbatingen opzetten, zorgden de Malters voor continuïteit in het toen povere Belgische circuslandschap.
Bij de Malters leerde hij dochter Rose-Marie, Medi, kennen. Ze huwden in 1959 en samen bleven ze aan het Tiroler Circus verbonden. Zij maakte zich verdienstelijk als draadloopster-danseres, terwijl Jean, die om met de toenmalige wet in orde te zijn op papier directeur was, optrad als komisch acrobaat en clown. Maar nu zou Jean mij verbeterd hebben, want een clown is die met het mooie pak, het witte gezicht en de punthoed. Jean was August, de komische figuur met de rode neus en het geruite pak aan.
In 1971 besloten Jean en Medi om op eigen benen te staan en kwamen ze buiten met een eigen nieuw Circus Apollo. Al vlug konden de zonen Pierre en Patrick meewerken aan het programma en later ook de dochters Tamara en Jasmine.
Het Circus Apollo, ook een tijd Rondau en De Beukelaar genoemd, werd in 1986 definitief Circus Rose-Marie Malter. Doorheen de jaren werden hoogtepunten bereikt met onder meer de reuzenolifant Kolonel Jo of de Engelse circusdiva Jasmin Smart. Er waren ook de tegenslagen zoals na het avontuur Rondau waarbij de fiscus onrechtvaardig en ongenadig was, of wanneer de tent kapot vloog. Maar beste Jean, je had een sterke vrouw naast jou. Ze deed transporten, zorgde voor het gezin en wist in alle omstandigheden de kalmte te bewaren.
Opgeven was er bij jou nooit bij. Steeds kwam je de tegenslagen te boven. Onrustig, altijd bezorgd over de veiligheid, steeds rondlopend om te zien of alles in orde was. Toch heb ik je ook op je gemak geweten toen je jaren geleden in het Openluchtmuseum van Bokrijk stond. Daar was je rustig en kon men je dikwijls treffen al vissend in een van de vijvers rond het domein.
Maar ik zal je het best herinneren als August, als heel goeie August, zoals er nu geen meer zijn. Zo in de stijl van de Vlaamse Augusten van de circussen Selma, Simon, Jhony, Libot of Minnaert. Dat waren nog Augusten die contact hadden met hun publiek, die het dialect van de streek nabootsten en die tevens goeie acrobaten waren. Jij was de laatste van dat soort.
Je hield er ook aan dat jaarlijks in je circus op Kerstmis een misviering doorging, voorgegaan door je beste vriend Pater Kristiaan. Een goeie drie jaar geleden hebben we je viering meegemaakt in het stadhuis van Gent. Bij die gelegenheid wensten we je nog veel gelukkige jaren toe in het circusmilieu. Maar het heeft niet mogen zijn. Een jaar terug zaten we te samen aan de koffietafel bij de uitvaart van circusartiest Raoul Vermeiren. Toen vertelde je over je gezondheidsproblemen. Maar dat je ons zo vlug zou verlaten, dat hadden we niet verwacht.
Tot op het laatste bleef je bekommerd om het circus, maar beste Jean, toen je vroeger al eens met problemen te maken had, zegde je steeds: “We redden het wel.” Wel, wees gerust, je kinderen, ze redden het wel.
Hierboven bij je aankomst zie ik Staf Gebruers je met beiaardklanken verwelkomen en Sinte Pieter zal je met open armen ontvangen: “Ge zijt welgekomen Jean, want we hebben u hier nodig. Vele familieleden zitten hier op jou te wachten. Vader Julien zou nog eens willen optreden als repriseclown, moeder Josephine wil nog eens haar talenten tonen als trapeziste, Gustje Gebruers wil nog eens zijn krachtnummer vertonen, met trucage uiteraard, en nonkel John wil als clown nog eens met zijn hondjes werken. Maar er zitten nog anderen te wachten zoals de Augusten van weleer: Titi, Toto, Gastonske, Loulou, Georgie, Jeanot en Benoni. Zij zouden graag nog eens optreden, maar ze hebben geen tent. Daar gaat gij voor zorgen en een programma ineensteken zoals in de goeie circustijd. Ge moogt het mooiste terrein uitzoeken om de tent op te trekken, geen plaats op een natte weide ver weg. En ge moet niet bang zijn van storm, want hier waait het nooit, en ge moet geen standgeld betalen.”
En er zal eindelijk weer gelachen worden en er zal veel applaus zijn, heel veel applaus voor al de artiesten, maar vooral voor jou, Jean. Je mag fier terugblikken op je leven. Je hebt niet aan circus gedaan om te leven, maar je hebt geleefd om circus te doen. En ze moeten voor jou geen monument oprichten, want je bent zelf een monument, een circusmonument dat in onze herinnering zal blijven bestaan.
Bedankt Jean, vaarwel, het ga je goed.
André De Poorter
Donderdag 20 maart 2014, Gent