>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #39 (juni 2014). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Maarten Verhelst
Kent u de familie Van Herwegen? Wellicht wel. Moeder Geertje runde tot voor kort circuswinkel De Jonglerie in Edegem. Dochter Fien is de helft van het uiterst succesvolle circusgezelschap d’irque en fien. Zoon Kobe is niet minder dan een BV dankzij dat massamedium waar de hele bevolking elke avond aan gekluisterd zit: de televisie. Zijn goochelkunsten waren lang een van de sterkhouders van Ketnet. En wat blijkt: vader Christ en zoon Kobe werkten de afgelopen tien jaar aan een boek over de goochelgeschiedenis van ons verscheurde landje.
We ontmoeten elkaar in een koffiehuis in Gent. Christ Van Herwegen heeft veel tijd om te drinken, want Kobe is een spraakwaterval. Soms voegt vader er iets kleins tussen, waarna zoonlief de draad vlotjes weer overneemt. Beiden lijken zich perfect in hun nopjes te voelen. Je zou voor minder, met een knaller van een zelfgeschreven boek op tafel en een gelijknamige tentoonstelling voor de deur.
Tien jaar samen met je pa/zoon aan een boek werken. Respect.
Kobe Van Herwegen: “Het was makkelijker dan je zou denken. Mijn vader is altijd mijn grootste fan geweest, al van toen ik op mijn zesde met goochelen begon. Het was trouwens mijn vader die me mijn eerste truc heeft geleerd. Als ik deelnam aan wedstrijden, verzon mijn vader mee de act. En als ik moest optreden, was ‘ons vader’ mijn vaste chauffeur. Tot hij na enkele jaren de gevleugelde woorden uitsprak: ’t Is fantastisch dat gij goochelt, maar ik ga u niet elk weekend voeren.’ We hebben dan een oplossing verzonnen: mensen die mij boekten, moesten mij ook komen halen en terug naar huis brengen. Maar hij bleef geïnteresseerd in het wereldje, hij bleef mijn eerste jury. Tot vervelens toe, waarschijnlijk, want ik kwam constant met nieuwe trucjes af. Op den duur stak hij gewoon nog maar zijn duim naar boven of naar beneden.” (lacht)
Vanwaar die stap om iets rond de geschiedenis van het vak te doen?
Kobe: “Ik was er altijd al door gefascineerd.”
Christ: “Er bestaan trouwens veel boeken over, maar enkel in de Angelsaksische landen.”
Kobe: “Over onze geschiedenis was niets geweten. Er bestond niets over, dus ik ging ervan uit dat die er ook niet was. Ik spaarde posters van goochelaars uit het buitenland en per toeval kreeg ik van een goochelaar uit de goochelclub een poster van Les Vanda Illusionistes. Ik kwam ermee thuis, we vonden dat een geweldige poster, maar we wisten niet wie dat was. Zo is de bal aan het rollen geraakt en zijn we dat beginnen onderzoeken, tien jaar geleden. Je vindt iets, maar elke keer komt er een nieuw vraagstuk bij. Dus gingen we dieper en dieper graven. We hebben heel veel interviews van goochelaars afgenomen, heel veel samen in de auto gezeten, dat was echt plezant.”
Christ: “En allemaal puur uit interesse. Van een boek was nog lang geen sprake.”
Kobe: “Maar op een gegeven moment heb je zo veel informatie dat je denkt: zit hier geen boek in? Mijn vader vond dat wel een leuk idee, maar dacht dat het nooit ging lukken.”
Christ: “Ja, hoeveel kost dat niet om een boek uit te geven?”
Kobe: “Dat was enorm motiverend (lacht). Maar dan ben ik toch met uitgeverijen beginnen praten, naar het Circuscentrum gegaan, van daaruit met Sylvie Dhaene van het Huis van Alijn in contact gekomen. En Sylvie zag er direct een tentoonstelling in. Vanaf dan waren we echt vertrokken. Ineens werd de droom concreet.”
Christ: “We hebben wel zwaar moeten selecteren: slechts 250 van de 1.300 goochelaars uit onze fiches komen aan bod. Dat moet men goed weten. Het is niet af. Dit boek is nog maar een proever.”
Kobe: “Het boek en de expo zijn niet de eindbestemming. We zijn een online databank aan het maken waarin we heel ons archief onderbrengen, met beeldmateriaal, persartikelen, optredens. En we hebben al plannen voor twee nieuwe boeken.”
Wat willen jullie met het boek en de expo bereiken?
Kobe: “Het achterliggend doel is goochelen in een beter daglicht te stellen. Veel mensen hebben een verkeerd beeld over goochelen – wat echter normaal is, zelfs de goochelwereld kent haar geschiedenis niet. Ik hoop van harte dat dit alles voor Belgische goochelaars een motivatie kan zijn om hun passie/ambacht/kunst, hoe je het ook wil noemen…”
Christ: “Hun stiel.”
Kobe: “… om hun stiel naar een nieuw niveau te kunnen brengen. En we voelen dat er de laatste jaren nieuwe stimulansen bezig zijn. Magie nouvelle is daar een van, maar er zijn ook jongeren die nieuwe benaderingen hebben, origineler te werk gaan.”
Waar staat de Belgische goochelwereld nu trouwens op internationaal vlak?
Kobe: “We zijn terug beter bezig. De jaren 1980 en 90 waren vrij stil, met een enkele uitschieter zoals Jan Bardi of Luc Poppe. Terwijl we langer geleden op wereldcongressen de ene prijs na de andere wonnen. Er is ooit één vrouwelijke wereldkampioen geweest, dat was een Belgische, Ann Hardy. Maar we merken dat er sinds midden jaren 90 een nieuwe impuls is gekomen en dat we nu echt namen hebben die internationaal groot bezig zijn: Rafael, Aaron Crow, Luc Apers, Doble Mandoble, Kurt Demey, Gili, …”
Hoewel goochelen algemeen als een discipline binnen de circuskunsten wordt aanzien, zijn beide werelden soms nog erg gescheiden.
Kobe: “Dat is altijd zo geweest. Als we kijken naar de geschiedenis: goochelaars hebben opgetreden in circussen, maar dat was eigenlijk slechts de minderheid. Waarom? Vrij makkelijk: goochelen is heel moeilijk om te vertonen met publiek rondom jou, zoals in het circus het geval is. Meestal staan wij op een podium, niemand achter ons, niemand aan de zijkant. De goochelwereld is van nature ook een gesloten wereld, het draait nu eenmaal om geheimen. En, niet te vergeten: het materiaal is ongelooflijk duur. Dat zorgt voor een extra drempel. Die verschillende factoren hebben er trouwens voor gezorgd dat de goochelwereld er veel langer over heeft gedaan om de klap die de opkomst van de televisie heeft toegebracht, te boven te komen. Circus is toegankelijker. En hoe meer mensen toegang krijgen tot een kunst, hoe meer die kunst kan evolueren.”
Christ: “Goochelen draaide veel te lang rond trucjes. Terwijl iets echt ‘magisch’ maken creativiteit en inventiviteit vraagt. De laatste jaren is dat gelukkig wel aan het veranderen.”
Kobe: “Het gaat om wat er in het hoofd van de toeschouwer gebeurt. Iedereen kan een trucje tonen, maar niet iedereen kan er iemand mee raken. Het gaat om het verhaal, de totaalbeleving, emotie teweegbrengen. Dat is goochelen.”
Christ: “Dat konden ze in de jaren 1930 en 40 wel op de foor. Men kon mensen overtuigen, enthousiast maken, een wereld scheppen. Jean Seth was daar bijvoorbeeld een meester in. Alle latere goochelaars waren door hem begeesterd. Hij was de David Copperfield van zijn tijd.”
Kobe: “De terugkeer van het verhaal en de beleving is eigenlijk logisch. Tegenwoordig is men van niets meer onder de indruk – wetenschap, internet, draadloze dinges, … een truc kan een app zijn bij wijze van spreken. De goochelaars moeten het grootser zoeken.”
Christ: “En hoe al die mensen dat vroeger geprobeerd hebben, dat staat in ons boek.”
Info
Chapeau. De geheime goochelgeschiedenis van België. 206 p, € 24,99. Uitgeverij Manteau. Te koop in de betere boekhandel.
De gelijknamige tentoonstelling loopt van 13 juni tot 16 november in het Huis van Alijn in Gent.