>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #48 (september 2016). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bram Dobbelaere
Sommige circusvoorstellingen worden ontelbare keren opgevoerd. Andere sterven een roemloze dood kort na de première, en sommigen halen zelfs die niet. Voor de eenmalige toeschouwer is zo’n langlopende voorstelling een vast gegeven. Ze wordt gemaakt en daarna onveranderd opgevoerd. Niets is minder waar. Elke voorstelling is een levend organisme, dat op zijn eigen tempo een aantal herkenbare stadia doorloopt.
Er is de première, die altijd te vroeg komt, en die stijf staat van de stress. Artiesten hollen zichzelf achterna, zich voortdurend afvragend waarom ze die eersteling niet wat later gepland hebben. De kostuums zijn maar half af en dat laatste stuk tekst is gisteravond nog herschreven. Een première is springen zonder parachute en hopen dat alles goed komt.
Er zijn de tien volgende voorstellingen, waarbij de grote mankementen aan het licht komen. De grappen waar niemand om moet lachen, dat lange stuk in het midden waar het publiek afhaakt en die ene veel te moeilijke figuur die er per se in moest, maar die er nu toch uitgeflikkerd zal worden.
Er is de periode van het kleine schaafwerk, waar alles tot rust komt en zijn eigen ritme vindt. De voorstelling krijgt een eigen smoel en er is plaats voor wat kleine improvisaties. De beste zullen blijven hangen, misschien wel tot het eind.
Uiteindelijk bereikt elke voorstelling zijn kruissnelheid. Nu moet er al veel misgaan om de voorstelling uit koers te krijgen. Het geheel zit strak als een perfect op elkaar ingespeelde rockband. Wel blijven oppassen dat de automatische piloot het niet overneemt.
Dernière. De allerlaatste keer kostuum aan, kleedkamer uit, scène op, applaus, kleedkamer in, kostuum uit en definitief afscheid nemen van een oude vriend. Laat nu het decor maar stof vergaren… Tijd voor een nieuwe voorstelling, en beginnen van voor af aan.