>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #48 (september 2016). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Gwendolien Sabbe – Illustratie: Pieter Van Eenoge
Eminem rapt in zijn grootste hit ‘Lose yourself’ over hoe hij met trillende benen en klamme handen naar zijn net verorberde moeders spaghetti kijkt op zijn shirt. Ook de befaamde Jacques Brel hing over de pot vlak voor hij de planken op ging. Wat doen circusartiesten voor een voorstelling? Hoe maken ze zich klaar om de arena in te gaan? Zijn ze zen of gieren de zenuwen door hun lijf? Zijn er bepaalde handelingen, rituelen waarmee ze de spanning proberen te bezweren? En komt daar soms bijgeloof bij kijken?
Deze zomer vroegen we het aan een heleboel artiesten. Natuurlijk heeft iedereen zo zijn eigen ding, de een al opmerkelijker dan de andere. Toch ontdekten we ook vele gelijkenissen. We brengen een bloemlezing uit de verzamelde voorspelverhalen.
Witte kont
“Ik trek aan mijn haren en oren. Doe mijn mond en ogen wijd open. Dat maakt me wakker. Als ik het niet doe, heb ik de indruk te veel in mezelf te zitten. Als ik moe ben, sla ik hard op mijn lichaam en mijn gezicht.” Kurt Demey, mentalist en theatermaker, Rode Boom
“Na mijn make-up geef ik de foto van mijn metekindje een kus.” Frédérique Snoeks, acrobate, Bert & Fred
“Net voor ik opga, adem ik nog eens drie keer diep in en uit.” Satya Roosens, danseres, Studio Eclipse
“Ik denk aan iets totaal anders ter relativering van het nakende optreden. Dringende huishoudelijke klusjes of wereldproblemen werken altijd.” Hanna Mampuys, acrobate, Deux Sans Trois
“Ik bouw op, check, check, dubbelcheck, eet en bekijk dan mijn notities van de vorige keer. Meestal zijn dat dezelfde werkpunten en een idee van een scène die ik eens anders wil spelen, dan het lichaam een beetje los schudden, kostuum aan, en hupsakee.” Dieter Missiaen, clown, Cie Krak
“Ik smeer de bovenkant van mijn hoofd in met Nivea. Als ik dit vergeet, voorspelt dat weinig goeds. In de voorstelling kantelen ze me op mijn hoofd en draaien ze me rond, dan moet ik al eens op mijn tanden bijten. Vergeet ik het, dan kan ik drie dagen na de tournee nog slierten dode huid oogsten vanop mijn kruin.” Jef Hendrikx, muzikant, Deux Sans Trois
“Ik zet leuke muziek op en doe een gek dansje.” Michiel Deprez, jongleur
Een specifieke voorbereiding valt soms ook samen met een specifieke voorstelling. “‘Aneckxander’ legt me een levensstijl op. De voorstelling begint de dag of de dagen ervoor. Ik drink geen alcohol, eet nagenoeg geen junkfood, en lig niet te lang in de zon, want een bruin lichaam met een witte kont zou een beetje raar zijn. Ook mag ik geen wonde oplopen. De kans dat deze zou opengaan op scène is groot. De dag zelf let ik op wat ik eet. Na mijn siësta begin ik me te scheren, daarna volgt een opwarming. Naargelang hoe ik me voel heb ik een redelijke dosis chocolade nodig om me te motiveren weer te stretchen, me op de grond te gooien, …” Alexander Vantournhout, acrobaat en danser
Milde waarschuwing: wat begint als iets praktisch, kan uitmonden in een obsessie, zoals bij deze ‘handenwrijvers’. “Ik ben geobsedeerd door het wassen van mijn handen voor ik het podium op ga. Ik hou ervan als ze schoon en niet plakkerig zijn. Het is een irrationeel ding geworden, want ook al zijn ze schoon en plakken ze niet, dan nog moeten ze even onder de kraan voor een minuut. Het geeft me gewoon een gerust, goed gevoel, zodat ik vol zelfvertrouwen aan een voorstelling begin.” Eric Longequel, jongleur, Cie Ea Eo
“Ik was altijd mijn handen. In het begin vooral omdat ze niet zouden plakken bij het jongleren, maar intussen is het ook wat dwangmatig geworden.” Toon Van Gramberen, jongleur, Deux Sans Trois
Zelfs wie zegt ‘geen ding’ te hebben, blijkt er toch één te hebben. “Ik heb niet echt een speciaal ritueel of zo. Maar ik houd altijd een bal vast wanneer ik aan het wachten ben om op de scène te gaan. Eigenlijk zelfs lang daarvoor, gewoon, om dat gevoel te hebben in mijn handen.” Neta Oren, jongleur, Cie Ea Eo
Den Check
De meeste circusartiesten staan niet alleen in de piste. Een voorstelling staat of valt met hun samenspel. Meer nog, het belang van goed samen spelen gaat soms zelfs zo ver dat ze elkaars leven in handen hebben. Hoe bereidt een gezelschap zich voor als groep? Hoe vinden ze elkaar voor de gordijnen open gaan?
Bij veel gezelschappen is het samen doorlopen van een moeilijke scène zowel een praktische, circustechnische als mentale voorbereiding. “We beginnen altijd met het repeteren van de openingsscène, waarin het belangrijk is dat we alle vijf strakke, smetteloze bewegingen maken om het geheel te doen lukken. Het is een goeie manier om met z’n allen in werkmodus te springen, alsof we tegen elkaar zeggen: de voorstelling begint weldra, van nu af aan gaan we in de focus en bereiden we ons voor.” Eric Longequel
Op een of andere manier zijn rituelen met handen erg in trek, alsof de groep als het ware letterlijk ‘de handen in elkaar slaat’, en zo verbinding met elkaar vindt. “‘Den Check’ is een soort ‘handshake’ met een vast begin en open einde. Afhankelijk van hoe hevig we staan, eindigt de shake in op elkaars hoofd slaan, schunnige woorden scanderen of meerstemmig gezang. Eender wat er op dat moment uit moet. De plaats en de tijd van ‘den check’ spreken we op voorhand af, want vlak voor een optreden is iedereen vaak met zijn eigen ding bezig. We hebben één keer niet gecheckt en dat was een slechte show. Dus ondertussen is het een soort van bijgeloof geworden: voor elke voorstelling, ‘den check’!” Hanna Mampuys
“We kloppen op elkaars handen. Dat doet pijn, maar geeft energie. Je kijkt dan in elkaars ogen en weet dat je er zo samen staat.” Kurt Demey
“Onze technici geven we voor de voorstelling een vuistje.” Frédérique Snoeks
“We gaan in een cirkel staan, houden elkaar vast. Ik spreek nog een paar zinnen uit, zoals ‘veiligheid eerst’, ‘we houden contact’, ‘we genieten’, enzovoort. Dan geven we elkaar een kus en knijpen we elkaar in de kont. Als we moe zijn en best wel wat adrenaline kunnen gebruiken, doen we een kort spel met de handen. Staand in een cirkel laten we de handen beven en iemand lanceert een kreet. De bedoeling is dat we dat allemaal tegelijk doen, zonder dat er een decalage valt. Als dat goed lukt, voelen we ons echt één groep, en het pept je op.” Satya Roosens
Singalong
Ook samen een kreet slaan of zingen, of iets met ademhaling tout court, is een manier om de violen gelijk te stemmen. “Dertig minuten voor de show zingen we allemaal samen het themalied van de voorstelling in het midden van de piste. Zo komen we dichter tot elkaar.” Simon Bruyninckx, acrobaat, Collectif Malunés
“Bij elke show horen telkens speciale ‘tradities’. Momenteel zingen we met Cirkus Cirkör, voor de voorstelling ‘Limits’, een lied over de harde winter in Siberië, in het Fins.” Peter Alberg, acrobaat en jongleur, Cirkus Cirkör, Zweden
“Vijftien minuten voor showtime spelen we een balspel genaamd ‘100’. Daarna gaan we in een cirkel staan, trekken we gekke bekken naar elkaar en doen we wat stemoefeningen. Om af te sluiten roepen we allemaal heel luid ‘Merda, Merda, Merda, Merdaaaaaaaa!’, dan lopen we door elkaar en slaan we elkaar op de poep.” Massimiliano Rossetti, acrobaat, NoFit State en Lost in Translation Circus, UK
“Vlak voor de voorstelling kruipt elk van ons in een houten structuur die ons helemaal omringt of ondersteunt. Als iedereen klaar is, roepen we alle vier naar elkaar ‘CIAI!’, een beetje zoals ‘Ciao’, maar dan toch anders.” Claudio Stellato, acrobaat
“Met Casus namen we net voor de voorstelling de tijd om als groep even samen te komen en een ademhalingsoefening te doen, om zo de ademhaling op een gelijk ritme te krijgen. Daarna telden we met gesloten ogen samen af vanaf tien, waarbij de laatste vijf tellen in stilte waren.” Jesse Huygh, acrobaat, Casus
En wat als de andere in het gezelschap je lief is? Dan zien we dat ‘den check’ toch een stuk romantischer verloopt. “We hebben een vaste uitspraak die we tegen elkaar zeggen. Maar wat het precies inhoudt, blijft privé, sorry! We doen dit om elkaar extra te steunen. Natuurlijk zou de voorstelling ook lukken zonder het te doen, maar we vinden het belangrijk om zo dicht mogelijk bij elkaar te zijn tijdens het spelen, en we doen alles om het te versterken.” Vicki Pompe, luchtacrobate, Fullstop Acrobatic Theatre
“Na het nog wat weg en weer hollen naar het toilet neemt Els me nog even vast, kijken we in elkaars ogen en herhalen we onze belangrijkste punten: de blik, traag spelen, alle cadeaus zijn welkom en last but not least: we gaan ons amuseren!” Dieter Missiaen
“Ik geef Bert steeds een kus voor we op moeten en dan zeg ik ‘Veel plezier’ of ‘We gaan ons amuseren, hé’ en knijp ik even in zijn hand.” Frédérique Snoeks
Geluksonderbroek
Bijgeloof is van alle tijden; niemand is er helemaal immuun voor. Het is blijkbaar wetenschappelijk bewezen dat onze hersenen van nature voortdurend op zoek zijn naar betekenisvolle verbanden. Anders worden we overweldigd door al die golven van chaos en losse impressies. Voor circusartiesten komt daar nog eens hun semi-nomadische bestaan bij kijken. Alexander Vantournhout slaat de nagel op de kop: “Als je op tournee bent, zijn er al zoveel onverwachte dingen: andere theaterlichten (er bestaan blijkbaar vier uiteenlopende varianten op dezelfde lamp), andere kijkhoek, publiek, sfeer, context (circus-theater-dans), … Het is soms heel spannend dat er zoveel wisselende factoren zijn. Daardoor worden we misschien een beetje autistisch en is voor mij de routine een bijgeloof geworden.”
Wat voor bijgeloof is er zoal? Volgens Satya Roosens mag je nooit ‘bedankt’ zeggen als iemand je succes wenst. Massimiliano Rossetti legt uit waarom hij met de groep luidkeels ‘Merdaaa’ (‘stront’ in het Italiaans, red.) scandeert: “Het is een Italiaans ding. Vroeger betekende een grote hoop paardenstront voor het theater dat heel veel mensen (die met paard en koets kwamen, red.) je show kwamen bekijken, en dus dat je succesvol was.”
De Zweed Peter Alberg heeft al een evolutie ondergaan, maar blijft duidelijk serieus bijgelovig. “Vroeger was ik veel nerveuzer en vol bijgeloof. Het enige waar ik nog echt bezorgd om ben, is mijn onderbroek. Ik moet echt een goeie aan hebben. Als de show super loopt, wordt die onderbroek uiteraard mijn geluksonderbroek. Er zijn onderbroeken die ik nooit of te nimmer draag om te spelen, omdat ik ze aanhad tijdens een heel slechte show of gewoon omdat ze niet goed zitten. En ik wil ook altijd even een glimp van het publiek opvangen, een soort van extra motivering.” In Zweden brengt het trouwens ongeluk om je sleutels op tafel te laten liggen. “Twee artiesten met wie ik heb gewerkt – ik noem geen namen – werden echt gek als je je sleutels op de tafel liet liggen, dus heb ik dat bijgeloof zo’n beetje overgenomen. Echt bijgelovig zou ik me niet noemen, maar aan de andere kant wil ik het ongeluk ook niet uitdagen, dus draag ik mijn geluksonderbroek, wandel ik niet onder ladders en probeer ik zwarte katten te vermijden,” geeft Alberg toe.
“Normaal gezien draagt Jakov nooit zijn trouwring, maar voor elke voorstelling doet hij hem aan en tapet hem in, zodat het niet reflecteert tijdens de voorstelling. Hij legt ook altijd een pilletje Apaurin – een beetje zoals Xanax – klaar vooraan het podium. Ook al heeft hij de pil nog nooit gebruikt, het geeft hem rust te weten dat er een soort van exit is als de performance te heftig wordt door de muziek en de sfeer.” Antonia Kuzmanic over haar medespeler Jakov Labrovic, contortionist en acrobaat, Room 100, Kroatië
In bijna alle antwoorden kwam toch een vleugje bijgeloof naar boven. Zelfs bij bijvoorbeeld Simon Bruyninckx, die van zijn ‘geen bijgeloof’ een bijgeloof heeft gemaakt: “Ik verplicht mezelf om geen bijgeloof te hebben, want stel dat er dan iets mis gaat in die bijgelovige routine, ga je tijdens de voorstelling alleen maar denken dat er iets goed fout zal gaan.”