>> Deze bijdrage verscheen in CircusMagazine #48 (september 2016)
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
‘Circus lijdt aan een ernstige identiteitscrisis’ en ‘Vergeet het valse idee dat een salto gevaarlijk zou zijn’ schreef circusartiest Quintijn Ketels in juni als reactie op de eerste open brief van Bauke Lievens (Think again!, CircusMagazine #47, juni 2016). Zijn reactie schreeuwde om een reactie. Drie circusartiesten voegden het woord bij de daad.
Circus is dood, lang leve het circus? Circus is langs geen kanten dood mijns inziens. Circus leeft en zoekt zijn weg. En ja, er zijn verschillende wegen, zoals in alles.
Er is een weg die vertrekt vanuit de techniek, het risico, de kunde en het vakmanschap. Laten we eerlijk zijn, dat is waar het circus grotendeels vandaan komt en aldus lijkt het me zonde om daarop te spuwen en te zeggen dat het niets waard is. We zijn bijna allemaal begonnen met het leren van een techniek, of dat nu dans, theater, mime of een klassiekere circustechniek was. Van daaruit zijn we vertrokken en we waren zielsgelukkig als we uiteindelijk die drie, vijf of tien ballen in de lucht konden houden, die rondad-flic konden springen of gedurende 30 seconden op onze handen konden staan zonder een stap te verzetten.
Het is die kunde en dat meesterschap dat door het publiek ook wordt bewonderd en verwelkomd met ooh’s en aah’s. In oorsprong maakt het feit dat wij iets kunnen wat het publiek niet kan van ons een circusartiest. De risico’s die we nemen door op onze bek te durven gaan, daar komt circus vandaan. Ik denk dat dat iets is wat we niet mogen vergeten.
Dan is er de weg van de inhoud. De weg die komt uit de wil om iets met het publiek te delen dat dieper zit dan het kunstje dat we doen. De goesting om dat wat in onze buik leeft te delen met het publiek. Of dat wat in ons hoofd leeft, geëngageerd circus, maatschappijkritisch circus met een mening. Waar de techniek ten dienste staat van de inhoud en waar de spelers hun moeilijkste acrobatische figuur uit de voorstelling weren omdat die niets bijdraagt aan de inhoud. Op deze weg is er steeds minder circustechnisch te zien in de voorstellingen. Er zijn voorstellingen die, traditioneel gezien, niets meer met circus te maken hebben, maar ze toeren toch in het circuit.
Ik hou persoonlijk meer van die tweede weg, de weg van de inhoud, als maker en als toeschouwer. Ik vind het fijn om nog een week met een geziene voorstelling in mijn hoofd of maag te zitten. Ik vind het heerlijk om beroerd, ontroerd, geroerd te worden door een voorstelling, en zij die de technische weg kiezen slagen daar bij mij persoonlijk minder in.
Maar ik vind ook dat er in die inhoudelijke weg geregeld te ver wordt gegaan, kunst om de kunst, circus over circus, het hoeft voor mij niet. Een hermetische voorstelling voor de incrowd kan boeiend zijn, maar schiet mijns inziens het doel van een circusvoorstelling voorbij. Het is zoals een museum van moderne kunst binnengaan, alles bekijken, driekwart ervan niet begrijpen en gedeprimeerd buiten komen omdat je geen schoonheid gezien hebt, niet bij de keel werd gegrepen en een hoop dure rommel zag die enkel voor een handvol mensen toegankelijk is, zowel inhoudelijk als financieel.
Daar wil ik graag ver vandaan blijven met mijn circus. Ik hou van kunst maar ik wil dat de kunst ook van mij kan houden (oooh). Ik wil open kunst. Ik wil kunst maken met mijn circus, maar geen hermetische kunst. Ik wil tot de verbeelding spreken van mijn publiek, en als die verbeelding een salto nodig heeft mag die er ook wel in. Ik wil niet dat iederéén mijn circus goed vindt, maar ik wil nog minder dat enkel de ingewijden van het hedendaagse circus zich aangesproken voelen. Ik wil prikkelen en tintelen, soms pijn doen en ook alles doen vergeten en ik wil vooral ook zélf genieten als ik speel. En ik wil vooral dat iedereen zijn ding kan doen zonder scheef bekeken te worden. Want mijn mening is niet de uwe, maar ‘il faut de tout pour faire un monde’.
Dus leve de traditionals, leve de modernen en leve iedereen die zijn eigen persoonlijke weg zoekt of volgt, want zij zorgen ervoor dat de hele boel in beweging blijft.
Ik denk dat de circustechnieken als afgebakende hokjes en uitgestippelde parcours nog steeds bestaan in die vorm, omdat de vraag stellen ‘waarom acrobatie?’ of ‘waarom trapeze?’ gruwelijk pijnlijk is. Het is pijnlijk omdat het, net als alle waarom-vragen, geen grond heeft in de werkelijkheid. We kunnen jongleren niet verklaren aan de hand van de evolutietheorie of de zin niet afleiden uit atomen. Het is niet intrinsiek altruïstisch, artistiek of waardig. En vreugde schenken kan ook op betere manieren. Het heeft eigenlijk alleen de waarde die ik erop projecteer. Hoe minder ik een reden voor iets kan bedenken, hoe meer ik eraan vasthoud, want hoe minder ik durf twijfelen.
Deze vragen stellen is twijfelen aan jezelf als mens, nog meer dan als artiest. Circus is in deze context iets dat ons zelfbeeld bepaalt: ik doe geen circus, ik ben circus. Het is zo bepalend voor het zelfbeeld mede omdat het zo tijdrovend is – wanneer ik werkelijk durf twijfelen aan de zin van een techniek, dan twijfel ik aan 10.000 geïnvesteerde uren en aan een drijvende kracht in mijn leven. Wanneer we aanvaarden dat een dubbele salto op zich niet meer waarde heeft dan door Brussel rijden met de fiets, en dat als we willen het allebei circus zou kunnen zijn, of niet, dan wijzigt dat op dramatische wijze ons zelfbeeld, zowel ten opzichte van de toekomst, het heden als het verleden. Ik zou misschien mijn leven nog kunnen veranderen, maar dan moet ik ook aanvaarden dat ik 10.000 uren met ballen gegooid heb. Maar daarom net is het een vraag die ieder voor zich moet stellen, en misschien proberen aanvaarden als er geen antwoord op is. De zon gaat ook voor niets op. In mijn ervaring is het inderdaad heel verfrissend om gewoon even te stoppen met oefenen of trainen.
Ik snap wel waar het vandaan komt, deze bijdrage van Quintijn, maar is het niet interessanter om iets te bieden in plaats van er nog maar eens op te wijzen dat we nergens staan met circus? Ik ben oprecht geïnteresseerd in de visie, het proces, de missie van anderen. Ik zou liever een interview lezen met iemand (circusartiest, kunstenaar, filosoof, antropoloog, …) die iets toe te voegen heeft dan een zoveelste aanklacht vol frustratie en onmacht. Ik voel die onmacht ook door dit te lezen. En ik ben blij met de interessante artikels in CircusMagazine, maar er is heel vaak een negatieve toon, lees maar na. Hoe vaak valt er niet ergens een aanklacht tegen de circuswereld? Waarom die frustratie?
Het vorige CircusMagazine stond vol met kritiek en opinie, maar echte voorstellen waren weinig te bespeuren. Een tekort aan kritiek zal er waarschijnlijk nooit zijn, en gelukkig maar. Er moeten dialogen in gang gezet worden, maar deze moet wel ergens toe leiden. Het lijkt een alsmaar meer voorkomend beeld te worden van de circusartiest die geen ballen aan zijn lijf heeft…
Ballen genoeg in het circus. Maar geen materiaal om ze te kietelen. Ik zou Quintijn graag eens door Brussel zien fietsen, maar ik ben er zeker van dat hij niet zo vaak op zijn bek gaat als ikzelf in het voorbije jaar, of wel? In ieder geval, ik geloof in het risico van de techniek. Maar de techniek wordt pas gepresenteerd eenmaal ze zich in de comfortzone bevindt. Daarmee werken we onszelf eigenlijk tegen; als student hebben we onze techniek liefst zo clean mogelijk. Dan wordt het al makkelijk om het volledige proces dat daaraan voorafging te vergeten.
Want dat is juist zo belangrijk: het proces. Dat is ook het moment om de risico’s te nemen. Uit eigen ervaring stuit ik hier op een chronische jeuk. Je weet dat je beter niet krabt, maar vroeg of laat doe je het toch. De jeuk is het willen beheersen van een circustechniek, het krabben is daaraan toegeven en effectief maandenlang trainen, waardoor het risico zienderogen daalt. Hieronder schets ik twee manieren om te creëren die volgens mij beide mogelijk zijn. De ene wordt alsmaar vaker gebruikt, met in mijn ogen hetzelfde resultaat dat we eigenlijk willen vermijden. De andere manier is een voorstel waar ik zelf nog niet mee heb kunnen werken, door die verdomde jeuk.
1.
Het circus dat vertrekt van een concept. Hiermee bedoel ik een idee dat op voorhand bedacht is en waarrond je wil werken. Voorbeeld: ik wil een voorstelling maken rond de uitspraak ‘de appel valt niet ver van de boom’.
Stap 1: ik denk na over mijn idee en hoe ik het wil benaderen. Stap 2: ik kies mijn objecten om mee te werken: een appel, een boom en een circusdiscipline naar keuze. Stap 3: ik onderzoek wat ik kan doen met mijn appel en boom en kies enkele concrete ideeën. Stap 4: ik werk deze ideeën verder uit en begin te peinzen over hoe mijn circusdiscipline hierin past. Stap 5: ik vind enkele opties, pas deze toe, zet alles in een logische volgorde, zoek een muziekje, zoek een passend kostuum en zoek een einde. Stap 6: optreden!
2.
Ik vertrek vanuit een persoonlijke fascinatie of iets dergelijks, met het circus als medium. Voor deze vorm stel ik voor om te vertrekken vanuit het doen in plaats van het denken. Met improvisatie als medium en circus als doeleinde. Werken met wat ik heb en gewoon doen doen doen. Alles filmen en nadien bekijken wat ik precies gedaan heb. Wat vond ik interessant? Waaraan deed mij dat denken? Met deze vorm bouw je geleidelijk aan een idee op dat parallel loopt met het werk dat je gedaan hebt. Het proces leidt rechtstreeks tot het eindwerk.
Het moeilijke aan deze vorm is dat het momenteel moeilijk is om te improviseren met de technieken die we hebben. We kennen enkele vormen en kunnen die hier en daar wel veranderen, maar om echt volledig los te gaan van wat je kent is moeilijk. Ik zoek naar een manier om mezelf te kunnen verrassen terwijl ik werk. Wie zichzelf weet te verrassen kan dat zeker ook met het publiek.
Over de auteurs:
Jef Naets is acrobaat, bekend van Cie Circ’ombelico. Momenteel werkt hij met het Franse gezelschap CirkVOST aan een nieuwe voorstelling.
Michiel Deprez is jongleur. Hij studeerde vorig jaar af aan ACaPA in Tilburg. Zijn voorstelling ‘Piste’ staat geprogrammeerd op de volgende editie van Smells Like Circus.
Hendrik Van Maele is acrobaat en studeert in 2017 af aan ACaPA.