>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #48 (september 2016). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bauke Lievens – Foto’s: Sigrid Spinnox
In juni 2016 ging op PERPLX in Marke ‘Happily, Forever’ in avant-première, de nieuwe creatie van het Vlaamse Collectif Malunés. De voorbije jaren toerde het gezelschap door binnen- en buitenland met de straatvoorstelling ‘Sens Dessus Dessous’ (2009). Na zes jaar in goed gezelschap besloten de Malunés dat het tijd was voor een nieuw avontuur.
Vier nieuwe artiesten vervoegden het oorspronkelijke collectief, terwijl Vincent Bruyninckx ging studeren aan de Ecole Supérieure des Arts du Cirque (ESAC). Collectif Malunés 2.0 (Arne Sabbe, Simon Bruyninckx, Juliette Correa, Luke Horley, Nickolas Vancorven, Lola Devaut-Sierra en Gabriel Larés) kocht een eigen circustent. Een lang gekoesterde droom werd werkelijkheid: leven en werken als een nomadisch circuscollectief. Van Andersen, over Grimm tot Disney: de Malunés gooien het allemaal in de mixer en serveren ons met ‘Happily, Forever’ hun eigen, contrarie sprookje onder het zeil van hun spiksplinternieuwe circustent.
Vertel, hoe is Collectif Malunés ontstaan?
Simon Bruyninckx: “We zijn elkaar tegenkomen in ACaPA (Academy for Circus And Performance Art in Nederland, red.). We zaten niet allemaal samen in de klas, maar elk van ons is daar wel gepasseerd. Toen hebben we gezegd: ‘Op een dag gaan we samen een tent kopen!’ We hebben toen aarde begraven. Iedereen heeft een hoopje zand in een putje gegooid en…”
Arne Sabbe: “Nee, we hebben die verschillende handjes zand in een kommetje gedaan en meegenomen. We zeiden toen, allemaal samen…”
Juliette Correa: “Op een dag!”
Heb je die kom zand nog?
Bruyninckx: (schaterlacht) “Nee.”
Sabbe: “Misschien moeten we hier straks een beetje aarde uit Marke in een potje doen.” (gniffelt)
Hoe verliep de overgang van een bestaand naar een nieuw collectief met dezelfde naam, maar met vier nieuwe mensen?
Bruyninckx: “Dat was heel raar. We hebben in feite mensen uitgenodigd in ons bestaand collectief en we hebben hen die overgang voorgespiegeld als een collectief waarin iedereen gelijk is. Maar dat heeft niet echt gewerkt. Het is heel moeilijk beslissingen nemen met zeven personen.”
Verliep de creatie van ‘Sens Dessus Dessous’ collectief? En leefden jullie toen ook al samen in caravans?
Bruyninckx: “Die creatie is inderdaad collectief verlopen, maar het collectieve leven ontstond eigenlijk pas na de creatie.”
Wat nu niet het geval is, toch? Tijdens het creatieproces van ‘Happily, Forever’ woonden jullie reeds met z’n zevenen in caravans rond de tent. Merken jullie een verschil in hoe het creatieproces deze keer is verlopen?
Sabbe: “Ik vond het moeilijker. Er waren zoveel dingen die we niet kenden: de tent, hoe leef je samen, hoe sta je samen op scène? ‘Sens Dessus Dessous’ hebben we op een week gemaakt. Die voorstelling is gegroeid door te toeren en door de hercreatie met Jan Daems. We zaten nog op school, het was een luchtig avontuur. Nu leven we echt samen en dat is superintens. Van de ene dag op de andere staat daar plots een tent. En dan begint het.”
Bruyninckx: “En kun je niet meer terug.”
Correa: “Het was een droom die werkelijkheid werd, maar ook, en vooral, een droom die wij in werkelijkheid moesten omzetten. In een dagelijkse realiteit. Dat betekende in de eerste plaats een ontmoeting met anderen aangaan en een plek vinden voor iedereen in het geheel. Leren communiceren met elkaar. En vooral: ons samen bewust ontdoen van het gewicht van de loodzware productionele kant van de droom. De tijd om artistiek bezig te zijn vermindert immers enorm doordat je met een tent op schok bent. Dat was echt een crisis die het geloof in onze dromen op de proef heeft gesteld.”
Zou je kunnen zeggen dat ‘Sens Dessus Dessous’ gewoon gebeurde en dat zich daarna een visie ontwikkelde op wat je gedaan had, terwijl je nu iets had geprojecteerd in de toekomst en dan hard hebt gewerkt om die droom te proberen verwezenlijken?
Sabbe: “Ja, ik denk het wel.”
Bruyninckx: “Voor mij was er toen toch ook wel een plan. Met ‘Sens Dessus Dessous’ wilden we een voorstelling maken om te toeren in onze vrije tijd. Maar eigenlijk was onze droom toen al vrij hoog gegrepen voor waar we toen stonden en wie we toen waren. Vooral productioneel dan. En nu was het net zo. We wisten niet wat we wilden doen maar we wilden een tent.”
Dat is wonderlijk: het startpunt is dus niet artistiek. Het gaat eerder om het verlangen naar een plek (een tent), dan om een idee.
Bruyninckx: “Ja, inderdaad.”
Correa: “Maar het idee van de sprookjes kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Luke en ik hadden die basis reeds samen gelegd in ons afstudeerjaar. Ook al hebben we dat pas laat opnieuw beseft in het creatieproces.”
Wat is een collectief voor jullie? En is het in de eerste plaats een manier van leven? Of een samenwerkingsverband? Een artistieke keuze? En hoe beïnvloeden al die gebieden elkaar?
Bruyninckx: “Voor mij is het een levensstijl. De voorstelling is daar onderdeel van. Het gaat over samenwonen, samen dingen oplossen, elkaar ondersteunen op punten waar je niets van kent. Dat wil niet zeggen dat je alles samen beslist. Maar ik weet wel dat anderen mij vertrouwen in waar ik goed in ben. En dat is voor mij een collectief: elkaar vertrouwen in deelgebieden. Een collectief is niet de hele dag samen rond de tafel zitten om elke kleine beslissing te bespreken. Maar op artistiek vlak moet iedereen wel akkoord zijn met de richting die je uitgaat.”
Waarom vinden jullie het belangrijk om die collectieve manier van leven beoefenen?
Bruyninckx: “Omdat ik geloof dat je samen als groep verder komt dan alleen.”
Onze samenleving is toch ook een groep? Wat is het verschil?
Bruyninckx: “Ik denk eigenlijk niet dat onze samenleving een groep is, maar eerder een verzameling van individuen. Terwijl het zo waardevol is om samen te werken.”
Correa: “Iedereen is zo verschillend en die diversiteit is heel verrijkend. Andere manieren van denken leren kennen en leren begrijpen. Ik vind het belangrijk om die verschillen op scène te laten zien. Ook al zijn we verenigd rond een gemeenschappelijke as – een doorgedreven onderzoek naar de positie van de vrouw in sprookjes – een artistieke vorm vinden waarin verschillende interpretaties hun plek hebben, dat vind ik schoon.”
Moet je het altijd met elkaar eens zijn in een collectief?
Sabbe: “Ja, maar wat we meemaken in het collectief is tegelijk wat men nu lijkt te ontdekken in het Europees Parlement: in de zoektocht naar een consensus moeten er soms toch een aantal knopen worden doorgehakt door een kleine groep binnen de grotere groep van mensen. De kern, zeg maar. En dat wilden we in het begin niet aanvaarden. Maar het komt neer wat op wat Simon daarnet zei: in een collectief moet je leren delegeren en moet je elkaar leren vertrouwen.”
Is iedereen gelijkwaardig in jullie democratie? Heeft iedereen evenveel beslissingsrecht?
Sabbe: “Op zich wel. Maar natuurlijk, als…”
Bruyninckx: “Dat is niet waar, iedereen heeft dezelfde macht wanneer het op de voorstelling aankomt, maar…”
Correa: “En dan nog, zelfs dat niet. Op een bepaald moment in het creatieproces ben ik het materiaal beginnen verzamelen en nam ik een meer centrale rol op in het beslissingsproces. De creatie was collectief in de zin dat iedereen materiaal aandroeg, maar niet elke mening woog even zwaar in de uiteindelijke beslissing.”
Is democratie niet net leren samenleven met verschillende meningen in plaats van samen naar één mening toe te bewegen?
Sabbe: “We moeten steeds proberen te streven naar een situatie waarin iedereen gelijk is, maar dat is onmogelijk. Je moet compromissen maken, maar ook dat is niet altijd mogelijk. Soms moet je gewoon zwijgen.”
Cie Ea Eo zei daar in CircusMagazine ooit over dat het gaat om micro-politiek. Je leert mensen beïnvloeden en manipuleren om ze aan jouw kant te krijgen.
Sabbe: “Ja, eigenlijk wel. (Tegen Simon) Ik weet dat jij niet naar mij luistert, dus probeer ik om jou via Juliette te beïnvloeden. Maar dat is menselijk, zo gaat het altijd. En we spreken die dingen ook uit.”
Bruyninckx: “Ja, nu wel. Ik ben gechoqueerd.” (lacht)
Correa: “We leven samen, dus natuurlijk tekenen er zich machtsrelaties af. En is er soms weerstand tegen bepaalde dynamieken. Er zijn ook situaties waarin je geconfronteerd wordt met je ego of met het ego van anderen.”
Hoe heeft dat het creatieproces beïnvloed?
Correa: “Hierdoor raakten we vaak de weg kwijt. De training en de circustechniek hadden heel lang een belangrijke plaats en we vonden maar geen methodologie, geen gemeenschappelijke manier van werken. De regisseur (Dominique Betenfeld, red.) heeft ons daar gelukkig in geholpen. En ook Esse (Vanderbruggen, red.) was belangrijk in het aannemen van een externe blik om ons bewust te worden van wat we eigenlijk aan het doen waren. Wanneer zij er niet waren, liepen we vaak verloren en werden improvisaties steriel. Dan ging ik er buiten zitten om te kijken.”
Is dat geen contradictie: om op artistiek vlak een werkend collectief te zijn, heb je iemand nodig aan de buitenkant die het collectief ‘leidt’?
Sabbe: “Een collectief vormen is ook zoeken naar hoe het collectief kan functioneren. En soms wil dat inderdaad zeggen dat er een ‘neutraal iemand’ nodig is. Maar Dominique leidt ons niet, hij be-geleidt.”
Bruyninckx: “Ik denk dat wij nog steeds aan het zoeken zijn naar hoe een collectief werkt. De zes maanden van het creatieproces waren daarvoor te kort. Het is niet enkel het creatieproces van een voorstelling, maar ook het creatieproces van een collectief.”
Zijn een artistieke werkmethode en een dagelijkse manier van functioneren als collectief hetzelfde dan?
Sabbe: “Ze zijn niet hetzelfde, maar er zijn wel veel raakpunten. In beide moet je bepaalde regels respecteren. En een vertrouwen voelen naar elkaar toe.”
Zijn de criteria waarmee je die regels voor het samenwerken opstelt van menselijke of artistieke aard?
Sabbe: “Gaat dat niet samen?”
Bruyninckx: “Ja, maar niet helemaal… Het feit dat die twee zo dicht bij elkaar lagen, is vaak het probleem geweest in de creatie. Mensen namen de dingen vaak te persoonlijk.”
Correa: “Je moet elkaar echt leren vertrouwen en dat is niet makkelijk. We hadden ook totaal niet dezelfde woordenschat. Letterlijk. Wanneer iemand bijvoorbeeld het woord ‘esthetisch’ gebruikte, kon dat zoveel verschillende dingen betekenen omdat we gewoon nog nooit hadden samengewerkt. En dan word je bang, want ‘esthetisch’ is voor jou niet per se iets positiefs. Zonder diezelfde woordenschat is het heel moeilijk om in woorden te vatten wat je voor je ziet in je hoofd. Om te begrijpen wat de ander bedoelt.”
Kunnen jullie iets meer zeggen over de werkmethode van ‘Happily, Forever’?
Bruyninckx: “Tijdens het creatieproces hadden we heel veel verschillende werkmethodes. Maar tot in april waren we ons daar weinig bewust van. Mensen hadden het er steeds over, maar ik begreep niet wat ze bedoelden.”
Correa: “Wanneer Nico geblesseerd raakte, opende er zich wel iets.”
Sabbe: “Er was een moment dat we naar elkaar begonnen te luisteren.”
Bruyninckx: “Op een gegeven moment is Juliette ideeën beginnen verzamelen en heeft ze daar haar eigen mélange van gemaakt.”
Correa: “En daaruit distilleerden we regels en beperkingen die we onszelf oplegden: er moeten twee Roodkapjes zijn, er is een verteller, er wordt gewisseld van verteller…”
Hoe besliste je of een bepaald soort materiaal ‘goed’ was?
Bruyninckx: “Ik denk dat je in je hoofd een beeld van de voorstelling hebt en bepaalde improvisaties klikken daarmee. Niet enkel op esthetisch vlak, ook naar inhoud toe. Je voelt dat een bepaald soort materiaal de voorstelling doet ontwikkelen.”
Is het soms voorgevallen dat je een bepaalde scène ‘goed’ vond om die dan later te schrappen?
Sabbe: “Ja, dat kwam vaak voor. De vonk terugvinden die je voelde toen je de scène voor de eerste keer zag of deed, is echt niet makkelijk. Bepaalde ideeën verliezen ook aan kracht naarmate de tijd vordert.”
Bruyninckx: “Het is eerder zo dat de voorstelling die je in je hoofd hebt verandert, denk ik. Je leert ook steeds meer een onderscheid maken tussen de details of ruis en wat er echt toe doet.”
Correa: “Soms verzand je in een opeenvolging van beelden en ideeën die wel heel rijk is, maar die ook een soort willekeurig lappendeken wordt.”
Heeft dat te maken met het feit dat sprookjes, althans in onze collectieve verbeelding, bestaan uit een opeenvolging van iconische beelden en archetypes?
Bruyninckx: “Dat heeft het creatieproces zeker geholpen en dat is deels wat we gedaan hebben. Maar voor mij is er wel een bepaald verband tussen die beelden: wij geloven niet in sprookjes. Dat is waar het voor mij om draait.”
Is een collectief ook niet zo’n sprookje?
Bruyninckx: “Er bestaat niet zoiets als ‘het’ collectief. Het is geen woord in het woordenboek met een algemene definitie. Je moet je eigen definitie zoeken en die verandert voortdurend, al naargelang de mensen die deel uitmaken van ‘jouw’ collectief.”