>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #37 (december 2013). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Brecht Hermans
Meer en meer theatermakers, beeldend kunstenaars en dansers gaan aan de slag met een aantal basisprincipes van het circus. In de reeks ‘Smells like circus’ zoekt CircusMagazine ze op en voelt ze aan de tand.
Vorig jaar studeerde Michiel Vandevelde af als danser-choreograaf aan P.A.R.T.S. in Brussel. Sindsdien maakte hij bij Fabuleus ‘Love Songs (Veldeke)’met negen jongeren, was artistiek beslissingnemer bij Bâtard Festival en begon de opstart van een eigen politieke partij, een project dat hij de komende maanden verder wil ontwikkelen. Bij ons ging vooral een belletje rinkelen toen we hoorden over Michiels ‘Tentproject (a space for ideas)’,waarin het publiek werd ingeschakeld om mee een tent op poten te zetten.
Wat hield dat tentproject in?
Michiel Vandevelde: “‘Tentproject (a space for ideas)’was een project tijdens mijn schooltijd, al stond het ook deels los van P.A.R.T.S. Ik was een jaar ervoor al begonnen met een kleinere tent. Het idee was toen om die op verschillende plekken in Brussel neer te zetten als discussieruimte. Ik heb dat één keer geprobeerd aan het Sint-Katelijneplein, maar er was zoveel wind dat de tent wegvloog. Daarna heb ik het opgegeven.
In 2011 heb ik, samen met mijn broer Menno, een grotere tent gemaakt. Daarin speelden we een voorstelling van drie uur, waarin we met de dramaturgische structuur van het oude circus aan de slag zijn gegaan. Al is daar van veel dramaturgie niet echt sprake: het is eerder de ene act na de andere. Wij hebben dat overgenomen en verschillende acts bedacht die telkens een ander alternatief voor een mogelijke toekomst verbeeldden. Eén ervan was samen op ambachtelijke wijze fruitsap maken, een andere samen zingen. Interactieve acts van telkens vijf minuten. Het was misschien niet ons meest geniale project, maar wel een interessante studie.”
Zijn er mensen binnen het hedendaagse circus waar je naar opkijkt?
“Van hedendaags circus ken ik niet zoveel, enkel Johann Le Guillerm. Maar dat is wel een groot voorbeeld voor mij. Hij trekt bepaalde tradities door, maar vernieuwt ze tegelijkertijd. In zekere zin brengt hij verleden en toekomst samen. Er zijn acts, maar je ziet geen traditionele circustechnieken. Hij bouwt constructies en creëert zo een zekere magische ervaring.
Het geniale is dat hij één voorstelling heeft en daar voor de rest van zijn leven mee toert. Naarmate hij ouder wordt past hij die wel telkens een klein beetje aan. Dat vind ik een mooi gegeven. Dingen die hij vroeger kon, maar nu niet meer, moet hij vervangen. In het begin van zijn loopbaan heeft hij iets onderzocht en daar is hij keihard in doorgegaan. Hij heeft er zich de rest van zijn leven in geoefend en er een soort nutteloze ambacht van gemaakt. Qua duurzaamheid kan dat tellen.
Anne Teresa De Keersmaeker heeft zo ook een soort lijn uitgezet en dan steeds maar verfijnd. Dat is iets dat ik zelf nog niet heb gevonden. Ik ben nog op zoek naar waar ik voor sta of waar ik echt voor wil gaan. Mijn politieke partij is een poging daartoe, maar ik merk nu al dat ik er niet volledig in slaag. Ik heb er niet genoeg tijd voor en weinig mensen geloven er in. Uiteindelijk sta je alleen.”
Wat is je eerste circusherinnering?
“Ik herinner mij vaagweg Circus Ronaldo. En dan is er Cirkus in Beweging in Leuven. Daar ben ik als vierjarige met mijn mama begonnen aan een cursus circomotoriek voor kleuters en ouders. Dat vond ik wel fijn. Ik ben dan bij die circusschool gebleven en heb er multidisciplinaire technieken gevolgd. Later ben ik meer geëvolueerd naar het jongleren, maar daar was ik eigenlijk niet zo goed in, en naar circustheaterspel. Maar op mijn dertiende ben ik gestopt met circus en ben ik beginnen dansen.”
Vanwaar die beslissing?
“Ik was de interesse in de techniek van circus verloren. Uiteindelijk moet je heel hard oefenen om een bepaalde techniek onder de knie te krijgen en zelfs wanneer je het heel goed kunt, kan het nog altijd mislukken. Dat was ik beu. Ik vond de bewegingen an sich veel leuker dan de techniek. En ik begon in die tijd ook meer theater te spelen, vermengd met circus en veel beweging. Daardoor begon ik mij meer en meer in die beweging te interesseren. Wat je daarmee kunt doen en vertellen. Daarom ben ik beginnen dansen.
Er bestaat een citaat dat circus een discipline is waarin je de techniek niet volledig kunt opblazen. Bij andere disciplines is dat wel gebeurd, maar bij circus zou die finale revolutie niet mogelijk zijn. Misschien is dat intussen wel ontkracht door het hedendaagse circus. Maar op mijn veertiende kon ik met zo’n citaat wel leven.”
Doe je nu nog iets met je circusachtergrond?
“Nee. Qua technieken helemaal niet. Maar ik koester wel de wens om ooit met een circustent rond te trekken. Alleen zou ik daar dan niet per se circus in doen. Tegenwoordig ben ik meer geïnteresseerd in het magische: goochelen en zo. Daar zou ik ooit nog wel lessen in willen volgen. Om een basiskennis te hebben over hoe die magie in elkaar zit en er dan mijn eigen ding mee te doen.”
Vanwaar die liefde voor de circustent?
“Dat is deels sentiment denk ik. Ik beschouw het rondtrekken als een deel van de geschiedenis van het circus. Zomaar je tenten ergens op een dorpsplein neerzetten. Mensen ontmoeten. Ik hou daar wel van.
Meer filosofisch of politiek gezien trekt mij het idee aan dat je ruimte bezet en aandacht vraagt om iets te vertellen. Theater is meestal een zeer veilige ruimte. Voor circus moet je al een zekere durf hebben om voor een bepaalde tijd iets in de publieke ruimte te gaan installeren. Want zo’n tent is toch wel een ding. Ik vind dat een mooi statement. Omdat het ook iets conflictueus heeft: het zich toe-eigenen van de gemeenschappelijke ruimte. Dat spreekt misschien het sentimentele aspect wel wat tegen.”
Het is ook niet zo gemakkelijk om zomaar een tent neer te zetten op een dorpsplein naar keuze.
“Ik weet het. Ik heb dat een tijdje zitten uitzoeken. Op de website van het Circuscentrum staan ergens alle regels en dat is redelijk indrukwekkend. Onze grote tent, die van zes meter doorsnede, hebben we zonder toestemming in het park van Vorst geplaatst. Maar er is niks tegen gebeurd. Men probeert zoveel mogelijk het risico uit het publieke domein te weren door allerlei regelgeving. Dat vind ik een spijtige evolutie. De socioloog Richard Sennett schreef ergens dat “de huidige over-regularisering de complexiteit uit het dagdagelijkse dreigt weg te filteren.” Circus bezit potentieel de kracht om tegen die tendens in te gaan. Ik denk dat het een zeer complexe laag kan toevoegen aan onze verbeeldingswereld. Daarnaast heeft het circus volgens mij altijd een nauwe grens met de illegaliteit gekend. Met ongehoorzaamheid.”
Heb je plannen of dromen om met circusartiesten samen te werken?
“Plannen zeker niet. Ik ken eigenlijk niet zoveel mensen binnen de circuswereld. Tot mijn dertiende zat ik wel bij Cirkus in Beweging, maar ik heb daar weinig contacten aan overgehouden. Daarbij zou ik niet per se met circusartiesten willen samenwerken. Ik ben vooral nieuwsgierig naar de ervaringen van rondreizende circussen.”
Bij circusartiesten is fysiek afzien bijna een evidentie. Heb je daar als danser een gevoelsmatige band mee?
“Nee, ik ben eigenlijk een heel luie danser. Tijdens mijn opleiding heb ik wel fysiek afgezien en dat vond ik leuk. Maar het laatste jaar heb ik niet meer gedanst. Jezelf afmatten tijdens het optreden, vind ik niet per se interessant. Qua fysiek afzien ben ik dan ook meer geïnteresseerd in de arbeid rond de circustent. Het altijd opnieuw opbouwen.
Bij ‘Tentproject’hebben we de tent samen met het publiek opgebouwd. Dat was niet zo heel zwaar omdat we met veel te veel waren voor zo’n kleine tent. Maar toch had het iets moois. Ik link dat wel altijd met circus: het gegeven dat je met een groep rondtrekt en bepaalde rituelen hebt qua opbouw, eten, voorstelling spelen en afbreken. Dat patroon dat zich altijd maar herhaalt.”
Ik merk vooral een nostalgie naar het traditionele rondtrekkende circus. Wat vind je van de hedendaagse variant?
“Soms kijk ik op YouTube naar filmpjes van wat er qua hedendaags circus in de Vooruit staat, maar dat komt toch vaak nog neer op jongleren of traditionele evenwichtsoefeningen. Dat interesseert mij eigenlijk niet. Het viel mij ook op, een tijd geleden, dat men zocht naar de definitie van circus, waarbij er dan plots enorm naar dans werd gekeken. Er waren ook pogingen om dans en circus te vermengen, maar naar mijn gevoel zijn die nooit geslaagd. Misschien omdat je dan het ergste van beide werelden krijgt. Eerst een unisono dans en dan hup, een circustrucje. (lacht)
Daarbij vind ik circus op een theaterpodium saai om naar te kijken. Ik hou er net van wanneer de toeschouwers in een halve cirkel zitten. Dan kijk je automatisch ook naar de andere toeschouwers. In het theater heb je een totaal andere code waardoor je plots frontaal naar circus gaat kijken, maar in wezen is dat geen frontale kunst. Je kan vanuit verschillende perspectieven kijken.”
Zo blijven we in ons gesprek op de circustent uitkomen.
“Inderdaad. Met mijn broer Menno ben ik een serie circustenten aan het bouwen. Op dit moment hebben we er drie. Ooit zouden we zo een heel aantal tenten willen hebben en dan daarin een festival organiseren. Een wei met allerlei verschillende vormen van tenten. Maar eerder kleintjes, want om grote tenten te bouwen, ontbreken ons de technieken en middelen.”
En dieren anders, is dat iets voor jou?
“Nee, totaal niet. Ik heb twee jaar geleden in Avignon op het Off-festival dressuur met paarden gezien. Dat was een hedendaags circus dat een volledige voorstelling met paarden had. Ik vond dat erg om te zien. Die paarden werden heel erg gedresseerd en zagen echt af. Ik ben in het algemeen niet zo’n liefhebber van gedomesticeerde dieren.”