>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #20 (september 2009). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Maarten Verhelst
Als acteur en regisseur veroverde hij menig kinderhart met tv-programma’s als Merlina, Kulderzipken, Dag Sinterklaas, En daarmee basta! en W817. Maar tegenwoordig is Frans Van der Aa ook artistiek leider van 4hoog, een gerespecteerd productiehuis voor kindertheater dat de topvoorstellingen aan elkaar rijgt. ‘The Flying Karamazov Brothers’ is zo een topvoorstelling: meeslepend, verrassend en, niet onbelangrijk, het ademt puur circus uit.
‘The Flying Karamazov Brothers’ is een prachtige monoloog vol onwaarschijnlijke circusverhalen. Raf Walschaerts en jijzelf schreven de tekst. Vanwaar haalden jullie de inspiratie?
Frans Van der Aa: “We hebben een tekst geschreven op basis van diepte-interviews met Bill Kartoum en Johnny Ronaldo, twee totaal verschillende mensen die allebei een enorme circusgeschiedenis hebben. Bill vertelde ongelooflijke verhalen over leeuwen, messenwerpers en vrouwen, terwijl Johnny meer focuste op de mens achter de artiest. Van die twee uitersten hebben we één personage gemaakt, Illie Karamazov (gespeeld door een sterke Marc Peeters, mv). Hij vertelt enerzijds fantastische verhalen, maar anderzijds zie je ook de tristesse en de eenzaamheid, het echt menselijke van zo’n figuur die altijd gelukkig moet zijn. The show must go on.”
Er is ook een educatief erfgoedproject aan de voorstelling verbonden. Is het de gewoonte van 4hoog om het artistieke aan het educatieve te koppelen?
“We zijn in de eerste plaats theatermakers, maar als we de kinderen een bredere kennis kunnen meegeven mag er zeker een educatief luik aan verbonden worden. Bij ‘The Flying Karamazov Brothers’ komt die educatieve insteek van Rijms vzw (verbonden aan het Huis van Alijn, mv). Met RolaRola bieden ze de kinderen een speelse ontdekkingsreis over circuserfgoed. Het is dan ook een totaalproject geworden met een echte circussite: twee circustenten en een caravan. Een beetje zoals het circus dat een dorp binnenvalt, maar dan met de nadruk op het circusleven achter de schermen.”
Je bent duidelijk geboeid door circus: op het Jeugdcircusfestival heb je Circus Hoetchatchov aan het werk gezien en je gaat hun show ook wat finetunen. Wat trekt je zo aan in circus?
“Circus creëert een microwereld met een ongelooflijke sfeer, een volledig nieuwe realiteit. En ik vind het tof om uit de realiteit getrokken te worden. De realiteit is niet altijd plezant. In het circus probeert men de toeschouwer een totaal andere gewaarwording te geven. Al is een circusact op zich niet voldoende, het theatrale moet er zeker in zitten: dynamiekverschillen, timing, spanning opbouwen, omwegen nemen. Die elementen combineren met circus is fantastisch. Circusartiesten zijn ook allemaal speciale mensen, ze doen dingen die niemand kan. Het zijn helden.”
Kunnen die helden ook geïntegreerd worden in een ‘klassiek’ theaterstuk met professionele acteurs?
“Dat is in principe mogelijk. Maar de integratie van echte artiesten met acteurs, het koppelen van de kunde an sich aan de theaterzaal en de acteurs, daar is men nog niet aan toe. De held moet dan ook theater maken, hé. En omgekeerd: een acteur kan een held spelen, maar hij zal het nooit echt zijn.”
Droomde je vroeger zelf van het circusleven?
“Ik was heel mijn jeugd onwaarschijnlijk door circus gefascineerd. Heeft elk kind niet zo een fase dat hij circusartiest wil worden? Ik heb ook met paraplu’s uit bomen gesprongen, met messen geworpen en gilettemesjes gedraaid in mijn mond. Let op, ik kan nog steeds gillettemesjes in mijn mond draaien, hé. Gevaarlijk hoor, want je moet zien dat je je niet snijdt. Je moet daar mee oppassen. Dat bloedt lang, hé.”