“O lijf, o heerlijk circuslijf, ik weet met mijn superlatieven geen blijf. Gespierd en lenig, Gij staat altijd paraat, al stretch ik U zelden, en slaap ik te laat. Gij rent en Gij springt, valt en staat op, gratie en kracht, het kan maar niet op. Al zijt Gij soms moe, gekwetst of doodziek, toch doet Gij verder, want daar wacht het publiek.”
Lees meer >