>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #40 (september 2014)
>> Auteur: Tuur Devens
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
In de grote, volle tent van Le P’tit Cirk stijgen wow’s en waw’s geregeld naar de lange nok, vaak wordt de adem ingehouden, worden handen op de wangen gezet, om ze na de sprong ontladen tegen elkaar te klappen. Wat dit kleine circus presteert is groots. Onvoorstelbaar wat de drie mannen en de ene vrouw fysiek presteren, en wat ze durven. Ze zijn vernuftig op de grond en aan de trapeze en touwen. Tegelijkertijd stellen ze zich kwetsbaar op, gaan ze op zoek naar de grenzen van hun eigen kunnen.
Bij veel circussen gaat het nogal vaak om het tonen van en pronken met acrobatische en andere circustechnische kunsten, en minder om het scheppen van een andere, gelaagde werkelijkheid. De optredens imponeren door het fysiek en atletisch vermogen, maar verwijzen naar geen andere werkelijkheid dan de geleverde prestatie zelf. In die zin verschillen ze bijna niet van sportmanifestaties. En daar is zeker niets mis mee.
Le P’tit Cirk laat zien wat ze kunnen en durven, heel knap, maar hun opvoering is meer dan dat. Het gaat over ouder worden, een stap opzij moeten maken en hoe je dat doet zonder je eigenwaarde aan te tasten. Je kent het zinnetje wel: iedereen wil oud worden, niemand wil het zijn. Dansers en danseressen, sportlieden, voetballers krijgen daarmee al op jongere leeftijd te maken. Idem voor acrobaten. Ook zij moeten plaats maken voor een aanstormende generatie artiesten die zich wil manifesteren. Ze zijn kwetsbaar. Verder is er het leidmotief dat je niet zonder elkaar (iets) kunt. De titel ‘Hirisinn’ verwijst ernaar: dat woord zou in het Bretoens zoiets betekenen als varkenshaar. Dat is stekelig, opstaand opstandig, maar als je de haren bundelt, vormen ze zachte verfkwasten. Le P’tit Cirk aquarelleert een prettig ogende en aandoenlijke compositie over het generatieconflict, met harde en zachte verbluffende circuskunsten, met milde humor en sfeervolle muziek.
Drie mannen en een vrouw lopen achter elkaar rondjes in de piste. Voorop een kale man, in een acrobaten-hansop en met een blauwe badjas, daarachter twee jonge mannen, met weelderige kapsels van opstaande haren, in gewone sportieve kleren, de vrouw is iets ouder dan de jongens, en draagt ook een broek. Plots stopt een jonge man en springt in de armen van de oudere. Dat herhaalt zich. Alsof hij te kennen wil geven dat hij niet meer in het rijtje achter de anderen aan wil meelopen. De jonge mannen zullen, zonder echte bravoure en vaak twijfelend, de oudere man uitdagen in sprongen door de Chinese ringen, in trapezewerk, in grondacrobatiek. De vrouw lijkt een tussenpositie in te nemen. De ene keer doet ze mee aan de uitdaging, de andere keer neemt ze het op voor de oudere man, of neemt ze een afwachtende houding aan.
In een strakke woordloze choreografie dagen de vier elkaar uit, nemen ze elkaars bewegingen over, borduren daarop voort, ze willen elkaar overtreffen, soms verbeten maar meestal speels. Soms solo, soms in duet. Steeds blijven de anderen alert om ze op te vangen, mocht er iets misgaan. Hun sprongen en acrobatische kunsten zijn verbluffend. Je ziet glinsterende oogjes als ze zich klaarmaken, maar ook de schrik. Gaat het lukken? Soms lukt het niet. Ze proberen opnieuw. Even zijn ze blij dat de sprong gelukt is, maar dan lijken ze zich tegenover elkaar en ook tegenover het publiek te verontschuldigen. Alsof ze willen zeggen: ‘sorry, ik kan niet anders’. Daardoor boezemt de voorstelling niet alleen fysiek ontzag in, maar krijgt ze ook iets liefs en warms. De acrobaten/spelers vertederen je op een bijna intieme manier.
Die sfeer van tristesse wordt ook gestuwd door de muziek. De twee muzikanten zitten hoog, op platformen die aan twee palen van de tent zijn bevestigd. De saxofoon of klarinet en de bandoneon zorgen voor een aparte sound. Ze begeleiden de ontwikkelingen in de piste met losse klanken, met melodieën, ze geven het ritme aan, ze nemen je mee in hogere sferen, zeker als de acrobaten in de nok tot sprakeloosheid verbazen. De muziek verhevigt ook de spanning in bijvoorbeeld de act waarin de oudere man, de vrouw en een jongen het lijf van de andere jongere vol wasknijpers zetten: op zijn rug, zijn buik, zijn tepels, zijn armen, zijn kin, zijn voorhoofd. En hoe hij puur door het opzetten van de spieren, een bolle rug, een holle buik die wasknijpers kan lossen.
Daniëlle Le Pierrès en Christophe Lelarge hebben onder meer bij Cirque du Soleil gewerkt. De gepolijstheid van dit groot circus hebben ze samen met Dimitri Lemaire en Luison Lelarge in hun circus niet overgenomen. De choreografie, de scenografie, de circuskunsten zijn strak, tot in de puntjes afgewerkt, maar glitteren niet. Humor zit doorheen de hele productie in kleine bewegingen, pasjes, in hun samenspel. Ze schommelen spectaculair, ze springen, duiken, rollen dubbelgevouwen of in een salto flitsend door de ringen, maar ze spelen ook subtiel met een teil magnesiumpoeder, of laten touwen langzaam uit de piste glijden. Stekelig, kwetsbaar, poëtisch, aandoenlijk, grappig, gedurfd, bewonderenswaardig, en dat alles tegelijk.
Gezien op Theater op de Markt (Hasselt) op 8 augustus 2014