>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #40 (september 2014)
>> Auteurs: Brecht Hermans, Maarten Verhelst, Gwendolien Sabbe
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Tegen onze natuur in – wij houden niet zo van verslagen wegens oubollig, passé, cliché en hoogst irrelevant – penden enkele redactieleden van CircusMagazine toch hun ervaringen van de afgelopen festivalzomer neer. U bent gewaarschuwd.
“Wanneer er weinig circus voorhanden is, zijn degenen die er wel mee bezig zijn extra gemotiveerd.” Aan het woord Māra Pāvula, die goed op weg is om de leading lady van het Baltische circuslandschap te worden. Eigenhandig richtte zij het eerste Baltische circusmagazine Next Door Circus op, en ze organiseerde mee het Re Re Riga Festival in de Letse hoofdstad. Haar uitspraak is treffend voor het hele festival. Een onstuitbaar enthousiasme. Dat begint bij het organiserende team, maar dringt door tot bij iedere vrijwilliger. Iedereen houdt van circus en probeert het Letse publiek mee te krijgen.
Re Re Riga zit slim in elkaar. Er zijn twee locaties. De eerste bevindt zich midden in de stad. Hier spelen enkel straattheatervoorstellingen in openlucht. De voorstellingen zijn gratis, publieksvriendelijk en spectaculair, en ze lokken vele nieuwsgierige ogen. Dit publiek wordt vervolgens naar de tweede locatie geleid. Dat is althans de hoop van de organisatie, maar het blijkt in de praktijk ook te werken. Op de tweede locatie vinden er zowel buiten als binnen voorstellingen plaats. Buiten opnieuw zeer publieksvriendelijk werk, inhoudelijk minder interessant. Binnen staat hedendaags circus geprogrammeerd. De selectie is zeer internationaal: er zijn opvallende groepen als NUUA uit Finland, Bram Graafland uit Nederland en Animal Religion uit Spanje. Uiteindelijk vindt ieder circustype zijn gading op het festival. Ook wie liever zelf de handen uit de mouwen steekt, wordt bediend: er werden tal van workshops georganiseerd.
Afwachten of Re Re Riga volgend jaar opnieuw op deze manier kan bestaan, want nu kon het rekenen op extra steun vanuit Riga als culturele hoofdstad van Europa. Aan het enthousiasme van organisatoren en publiek zal het in ieder geval niet liggen.
Mijn zomer begon midden juni met Mirabilia, het grootste Italiaanse festival gewijd aan hedendaags circus en alleen daarom al van niet te onderschatten belang voor het Italiaanse circus. Het was de tweede keer dat ik er naartoe ging, aangezien het jonge internationaal netwerk van circustijdschriften (INCAM) er al drie opeenvolgende jaren wordt ontvangen door de vriendelijke festivaldirecteur Fabrizio Gavosto. Maar ik hoop dat INCAM volgend jaar toch op een ander festival kan vergaderen. Niet dat Mirabilia geen waardevolle gezelschappen boekt (Cie XY, Galapiat, La Scabreuse, Sisters, …) of dat het weer er telkens tegenzit (leve de Italiaanse zon, de terrasjes en de minirokjes). Nee, ik heb het moeilijk met de nogal rommelige organisatie, de vaak ondankbare speelplekken, het vaak ondankbare publiek en het misleidende veel-te-volsyndroom: er lijkt veel te doen en veel te zien (er was dit jaar zelfs een wijnproeversavond, heel relevant voor een circusfestival) zodat je keuzes moet maken. Maar welke keuze je ook maakt, je hebt het gevoel dat je de verkeerde beslissing hebt genomen. Tot je een collega hoort die iets anders heeft meegemaakt en even teleurgesteld een espresso bestelt. Langs de andere kant, de beste voorstelling van dit jaar heb ik op Mirabilia gezien: ‘Marathon’ van Sébastien Wojdan (Galapiat). Puur, rauw, à fond, muzikaal, grappig, gevaarlijk, zelfbewust, zelfrelativerend, diepgravend. Van 18 tot 25 oktober trouwens te zien op Circo Circolo in Nederland.
Na de Italiaanse chaos was het tijd voor het West-Vlaamse, perfect georganiseerde en steeds hypergezellige Humorologie (toegegeven, hier zit sponsor Omer ook voor iets tussen). Humorologie is een van de ‘drie grote’ circusfestivals in Vlaanderen, naast MiramirO en Theater op de Markt. Groot, omdat ze structureel ondersteund worden door de Vlaamse overheid, telkens voor vijf jaar. Maar ook groot omdat ze garant staan voor een hele hoop toppers uit de internationale circuswereld. Bezoek deze festivals en je bent weer volledig mee. Ik bezocht Humorologie enkel op zondag en zag Anna Nilssons ‘Expiry Date’ (mooi maar te lang) en C!RCA’s ‘Beyond’ (veel te commercieel). Daarna ging ik naar huis; vrouw en kinderen verwachtten mij.
Op naar het Jeugdcircusfestival, voor de laatste keer door ons (Circuscentrum) georganiseerd. Wegens een halvering van de subsidies vanuit Gent had ik er dit jaar niet veel werk aan: geen programmaboekjes, flyers of affiches te maken. Maar zelfs zonder opvallende promo was het Jeugdcircusfestival opnieuw een schot in de roos: massaal veel volk, fijne voorstellingen (hoofdzakelijk van Belgische makelij) en een goeie ambiance. Nu alleen nog hopen en bidden dat het festival kan blijven bestaan onder de vleugels van, ik zeg maar iets, Circusplaneet.
Tot slot, voor ik aan de voorbereidingen van mijn trouwfeest begon (ja, er is nog leven buiten het circus), een avondje MiramirO. Van ‘Ensor’, de samenwerking tussen Compagnie Cecilia en Circus Ronaldo, had ik al een doorloop gezien in De Expeditie: heel sterk. En in tegenstelling tot wat praktisch iedereen, ook de recensenten, roepen: neen, tweeënhalf uur is niét te lang. In de doorloop genoot ik het meest van Johan Heldenbergh, op MiramirO stal Karel Creemers de show. Danny Ronaldo steelt altijd de show, ook als hij net vader is geworden van zijn eerste dochter. Enige minpunt: de airco. Blies de hele tijd in mijn nek. Via La Grande Boîte, de ultieme minidisco van Stefaan De Winter (met veel te veel gratis whisky), trok ik licht beschonken naar het veelbelovende ‘Flaque’ van Cie DeFracto. Maar hoewel het een heerlijke voorstelling is, had ik er toch iets meer van verwacht. Ik wilde meer meegesleept worden, meer de ‘noodzaak’ voelen zoals die bij ‘Marathon’ zo pertinent aanwezig is. Ik treed Liv Laveyne bovendien bij die in De Morgen over ‘Flaque’ schreef: “De structuur is wat hakkelig, de overgangen onhandig en dus ook de dipjes voelbaar.” Ik was te veel gefocust op de dipjes, waarvoor mijn oprechte excuses.
PS: Een week na mijn fantastisch trouwfeest bezocht ik Cirk!Aalst. Heel kort, want onze jongste was niet te pruimen. Schreeuwde de hele stad bijeen. Vlug terug naar huis, geen enkele voorstelling gezien. Je bent recreant of je bent het niet.
Acht heb ik er achter de kiezen. Acht locatie-, straattheater- en circusfestivals. In zeven weken tijd. In mijn hoofd lopen de herinneringen allemaal maar wat dooreen. Eén lange slinger, met vlaggetjes die wimpelen en wapperen in de vervlogen tijd. Meander even met me mee, please, merci, thank you very much, danke, muchos graçias, cheers.
Buiten het oudste beroep ter wereld ken ik geen enkele andere job waar er zoveel vel-tegen-vel-actie aan te pas komt. Bij begroeting, afscheid of gewoon, zonder reden, wordt er geknuffeld, geknepen en gekust onder programmatoren en artiesten. Een klassieker is immer de verwarring van het ‘aantal kussen’ je iemand geeft naargelang de nationaliteit van jezelf en/of de andere, en/of het land waar je je op dat moment bevindt. Eén, twee, drie, of geen? Bij het kussengeklungel hoort steevast een ongemakkelijke lach, en hup, het ijs is alweer gebroken. Le festival est parti.
Dan heb ik het nog niet over de uren die je opeengepakt zit voor, tijdens en vlak na een voorstelling. Alle gangbare codes rond persoonlijke ruimte verdampen in de zomerse hitsigheid om toch maar dat ene gezelschap te kunnen zien. Zeker als er geen plaatsaanwijzer (iemand die regelt waar het publiek mag/kan zitten, red.) op de speelplek gestationeerd staat, loopt het helemaal uit de hand. Naar het startuur van de voorstelling toe stijgt de spanning tussen de krekels en de mieren. De mieren zitten al minstens een half uur klaar op de grond, een bank of hun eigen opvouwstoel. De zwerm krekels strijkt tsjirpend enkele minuten voor aanvang neer. Hoe meer de mieren hun benen, armen, tassen moeten intrekken om plaats te maken voor de krekels, hoe meer opgekrulde neuzen en wenkbrauwen je ziet, gebries en geblaas je hoort. Er is altijd die één enkele mier die uithaalt naar een krekel: “Hey! Wij zitten hier al een half uur. Jij gaat nu plots pal voor me zitten, en zie ik helemaal niets!”
Vooral mier zijnde, ben ik nogal vredelievend naar de krekels toe. Toegegeven, op drukke festivaldagen kan ik ook zo’n lastige last-minute-tsjirper zijn. Maar erger dan getsjirp vind ik geklik. De ‘klikkers’ zijn meestal gepensioneerde babyboomers met een knoert van een hightech fototoestel in de hand, een groenig MacGyverjasje met heel veel zakjes en een vastberaden grimas op de lippen. Alsof het hun geboorterecht is, banen ze zich een weg naar de eerste rij, waar ze zonder enige gêne helemaal los gaan met hun toestel. Door hun spekkige rug en constant geklik verpesten ze de voorstelling voor iedereen naast en achter zich. Het is louter een kwestie van tijd of ik maak een handgemeen mee tussen een mier en een klikker. Het zou me niet verwonderen dat ik die uithalende mier ben volgend jaar op het Festival Deventer op Stelten, waar, zo lijkt het wel, de klikkers der Lage Landen hun jaarlijkse clubreünie houden. Soit, bij deze wil ik heel graag hulde brengen aan de beste plaatsaanwijzer van alle festivals ooit, namelijk een kleuterjuf met halflang, licht krullend bruin haar, en meestal een rokje aan. Een waar genoegen is het om haar elk jaar bezig te zien op MiramirO, hoe ze met zachte, doch indien nodig dwingende toon de krekels tussen de mieren puzzelt en de klikkers aan de kant houdt.
Tegen elkaar aan geschuurd zitten, kan het slechtste in de mens naar boven halen, of het schoonste. Tijdens de vele wachturen als mier, luistervink ik het liefst bij de kinderen. Hun conversaties zijn altijd top en to the point. De meest memorabele van deze zomer was tijdens Cirque Plus in Brugge. De jongen: “Wij moeten straks naar huis, want de vriend van mijn moeder heeft gekookt.” Het meisje: “Ah ja, wat zul je eten?” De jongen (schouderophalend): “Hetgeen ik lust.”
‘Pelat’, van de Catalaan Joan Català, mijn favoriete voorstelling van deze zomer, heeft me opnieuw doen inzien dat samen naar een voorstelling kijken, als sardienen in blik met mensen die je van haar noch pluim kent, dat magische oergevoel van verbondenheid kan opwekken. Zijn toverstok is een houten paal van enkele meters lang. Dat en een retegoeie performer, meer is er niet nodig om het stof te kloppen uit het bijna vergeten patroon van het ‘wij-samen’-weefsel.
Tot slot, een ode aan koffie. Wat de koffiehuizen betekenden voor de wervelende artistieke scène aan het begin van de twintigste eeuw in pakweg Wenen, betekenen koffieverdeelpunten voor circus- en straattheater festivals. Als we koffie drinken, drinken we geen alcohol, staan we scherp, tanken we even bij, ontmoeten we interessante figuren en voeren we de meest begeesterende en inspirerende gesprekken. Koffiehuizen zoals de King Kong in Hasselt of Simon Says in Gent zijn oases in de drab die uit de meeste festivalpercolators drupt. Dank aan iedereen met wie ik deze zomer een kopje duivelszweet heb gedeeld, ik kijk uit naar ons volgend vel-tegen-velmoment, hetzij in een begroeting, hetzij opeengepakt in een voorstelling.