>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #48 (september 2016). Voor overname artikel: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Tom Permentier – Foto: Tom Van Mele
In deze rubriek lees je de mijmeringen van muzikant en circusliefhebber Tom Permentier, die onbevangen door het circuslandschap stapt en actuele kwesties naar voren schuift. Van kleine ergernissen tot grote dromen, Halsoverkop nodigt uit om mee te denken over circus, kunst en de wereld.
Ooit was ik tegen dieren in het circus omwille van artistieke opvattingen. Het creëren van kunst was een puur menselijke aangelegenheid. De lippizaners die galoppeerden en steigerden op de tonen van Stravinsky’s Le Sacre du Printemps, hadden geen benul dat ze een heidens lenteritueel verbeeldden dat tegelijkertijd waarschuwde voor de gruwel van de nakende Eerste Wereldoorlog. Dat geloof ik nog steeds, maar tegenwoordig denk ik dat alleen de toeschouwer kan oordelen wanneer iets kunst (voor hem) is, niet de maker. Wie kunst ervaart in galopperende lippizaners, ervaart kunst, ongeacht wat die paarden ervan denken. Ook buiten de podiumkunsten gaat dat op. Zo zagen experts uit de schilderwereld plots meesterwerken in het geklieder van apen en olifanten.
En toen kwam de PETA, voluit de People for the Ethical Treatment of Animals. Dat is een organisatie die een oerideaal voor ogen heeft, waarin de planeet één grote biotoop is, alle dieren in vrijheid leven en zodoende lekker elkaar kunnen oppeuzelen. Op Facebook werd een undercoverreportage van de PETA verspreid, waarin Chinese dierentemmers leeuwen afranselden om hen kunstjes te laten uitvoeren, en jonge beertjes met een ketting aan een muur werden geforceerd om op hun achterpoten te staan. Ik heb het filmpje met afgrijzen bekeken, maar heb het niet gedeeld. Ik word geplaagd door een lastig gevoel. Wie ben ik om dit geweld tegen dieren te veroordelen? Het gemakkelijke antwoord is Tom. Voor het moeilijke antwoord moet ik u een inkijk geven in mijn ambigue relatie met de fauna.
Uiteraard veroordeel ik deze onmenselijke praktijken, net als stierengevechten, hondenraces, dolfinaria en madammen met een bontjas. Maar ik eet vlees, helaas graag en veel, en ik garandeer u dat de beesten die ik naar binnen heb gewerkt niet allemaal een gelukkig leven hebben gehad. Verder beschouw ik een wandeling in Planckendael als een guilty pleasure, en sla ik op tijd en stond een mug naar de Filistijnen. Het verdict: ik ben een hypocriete lafaard. De verzachtende omstandigheid: ik ben niet de enige.
Ik moet dus wat persoonlijke gêne inslikken voor ik uitspraken kan doen over het gebruik van dieren in het circus. Mijn vrienden zijn gemakkelijker, en ik heb al veel theorieën gehoord pro en contra. In het kamp pro wordt het belang van lichaamsbeweging en de vertrouwensband tussen trainer en dier aangestipt, waar in het geval van gedomesticeerde dieren zeker iets voor te zeggen valt. In het kamp contra gaat het over stresserende reizen in kleine kooitjes en ondervoeding, want een hondje dat goed heeft gegeten zou nooit door een brandende hoepel springen in ruil voor een koekje, nietwaar?
Hoewel ik aanneem dat westerse dompteurs geen wreedheden begaan zoals hun Chinese collegae, heb ik te weinig empathie om te kunnen oordelen hoe een dier zich voelt in het circus. Mensen gaan me beter af, en ik stel vast dat een goed artistiek product het geweten corrumpeert. Wie heeft zich al afgevraagd hoe vrolijk of depressief de paarden in spaghettiwesterns zich voelen? Ze doen quasi dezelfde oefeningen als de pony’s in het traditionele circus, maar die laatste doen het wel op Tirolermuziek en met een roze pluim op het hoofd. Het zal die pony’s worst wezen, maar toch voel je plaatsvervangende schaamte. Je zou het zelf maar eens zijn.
Nu moet ik weer denken aan mijn oude opvatting over kunst. We zijn niet meer gecharmeerd door roze pluimen en zien in de plaats alleen nog dierenleed. Maar bij dieren in goeie films stellen we ons minder vragen. Worden die beter behandeld? Dat is moeilijk te beoordelen. Het is immers het dier in elk van ons dat oneerlijke compromissen stelt, en potentieel lijden door de vingers ziet als dat goed uitkomt. Ik zie een pijnlijk verband met onze glorieuze vleesconsumptie: smaakte de hotdog even beroerd als het leven van het varken, we waren al lang veganist.