>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #36 (september 2013). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Lene Van Langenhove
Lene Van Langenhove was een van de tien Europese cultuurjournalisten die dankzij Unpack the Arts het wereldbekende Edinburgh Festival Fringe mochten meemaken. In onderstaande passage uit haar essay bespreekt ze eerst de nood aan dramaturgie in het hedendaagse circus om vervolgens de gloednieuwe voorstelling ‘Noodles’ van het Britse collectief NoFit State Circus met de grond gelijk te maken.
Een goede dramaturgie kent het gebeuren op scène duidelijke verhoudingen toe waardoor het wordt ingebed in een bepaalde context en betekenis krijgt. Idealiter is er een voortdurende wisselwerking tussen de actie op scène en de ideeën van de makers. In circus is het bijna de gewoonte om met een ‘outside eye’ te werken, en niet met een dramaturg of regisseur. Dat heeft te maken met de speciale plaats die circusartiesten innemen in het podiumlandschap: zij zijn bijna altijd performer én maker. Veel meer dan acteurs of dansers zijn zij gewend om zelf te creëren of een act te ontwikkelen vanuit hun specifieke skills. De keerzijde van die plantrekkersmentaliteit is dat zij zelden openstaan voor feedback. Zij beheersen hun techniek tot in de puntjes en nodigen pas op het einde van het – overigens vaak gefragmenteerde – werkproces, een outside eye uit. Dan is het vaak te laat om de structuur, het ritme en de uitvoering nog aan te passen.
De functie van outside eye is veel vrijblijvender dan die van een dramaturg of regisseur: meestal volgt die het maakproces niet op de voet en zal die weinig input aandragen, de rol blijft veelal beperkt tot advies geven of werken op overgangen. Het ontbreekt veel creaties aan een persoon die de hele tijd nauw betrokken is en het overzicht houdt, iemand die voortdurend zoekt naar thema’s, concepten, betekenis, visie, en dan ook harde keuzes durft maken. Als er al met een regisseur of dramaturg wordt gewerkt, komt die vaak uit de dans- of theaterwereld. John-Paul Zaccarini wijst in Circoanalysis op de nood aan research vanuit de eigen discipline: “My contention is not that new circus cannot have meaning and content, but that it should search for that content from within; a meaning that could arise from the base form if properly investigated, rather than a meaning being applied as an afterthought.”[i]
Een van de weinige dramaturgen die zich in circus specialiseerden is de Nederlander Gerrit Reus. Hij legt uit hoe hij een voorstelling in elkaar steekt: “Ik kijk naar de manier waarop acts op elkaar reageren en of er een patroon te vinden is waarin nummers elkaar versterken. Het druist bijvoorbeeld tegen de circuswetten in om twee clownnummers achter elkaar te zetten. Clowns worden toch meestal ingezet na iets heel heftigs, bijvoorbeeld gevaarlijke luchtacrobatiek. Maar je kunt best twee of drie clownnummers achter elkaar zetten. Die nummers dienen dan niet meer om de doorgestane angst van het publiek te relativeren, maar krijgen een andere functie. Dat kan, mits je maar goed kijkt wat er aan nieuwe betekenis kan ontstaan. Ik ben ook wel eens met een rustige act geëindigd, daar waar iedereen een grande finale verwacht. Ik vind het leuk om met die verwachtingen te spelen.”[ii]
Experiment mag, grenzen verleggen: graag! Alleen lijkt er bij Noodles van NoFit State een totaal gebrek aan samenhang te zijn. Er is nochtans samengewerkt met de gerenommeerde Finse circusregisseur Maksim Komaro, en er is een rode draad, die we vrij letterlijk mogen nemen, want in werkelijk elke scène zitten noodles: lange, witte slierten waaraan je kan bengelen, grote hopen noodles waarin je je kan verstoppen, noodles om op te eten en ga zo maar door. De subtiliteit is ver zoek en door de overload blijft geen enkel beeld echt hangen. De hele voorstelling kent een vlak verloop, nergens een uitschieter of een moment dat wat zich afspeelt op scène je beet heeft. Een beetje zoals een aflevering van de Teletubbies er moet uitzien. Het decor met de felle kleuren, pluche kruiwagens en twinkelende koelkasten heeft overigens verdacht veel van weg van deze kinderserie. Voeg daarbij nog een pratende kat, geluiden van scheetjes en een immens debiele clown en de infantiliteitsmeter staat al gauw in het rood. Alles is zo flauw dat het beschamend wordt. De performers komen zo klungelig en amateuristisch over, dat je bijna niet kan geloven voor welke grote compagnies zij eerder werkten.
Nochtans is hun poging om eens iets anders te doen met koorden aanvankelijk veelbelovend. Het gaat er wild en chaotisch aan toe doordat zij de koord aan elastieken (of waren het noodles?) hebben gebonden. Leuk idee, maar het wordt te weinig uitgewerkt, het blijft bij een beetje bengelen. De bijna synchrone danssequentie in de lucht en de act op de slappe koord konden er mee door, maar ook deze scènes zijn langdradig en onlogisch opgebouwd. Het strafste moment is wanneer een van de meisjes in een spagaat valt op de koord, maar daarna gaat ze nog een tijdje door met veel minder spectaculaire bewegingen die natuurlijk niet meer kunnen boeien. Bovendien kleedt zij zich meteen daarna om tot Marilyn Monroe om dan min of meer hetzelfde te doen op de slappe koord, maar dan met ventilators die haar kleedje doen opwaaien . Je vraagt je af waarom.
Een andere onbegrijpelijke keuze is die om de performers vaak aan het woord te laten, terwijl geen van hen echt over welsprekende kwaliteiten beschikt. Waarom dit in het Spaans en Italiaans gebeurt, is evenmin moeilijk te achterhalen. Bovendien moeten de performers ook nog eens zelf het licht bedienen op scène, een keuze die vanuit theatraal oogpunt interessant kan zijn, maar in dit geval tegenwerkt. De saus over deze chaos is de muziek, die op zijn zachtst gezegd vreemd is. Op het einde switcht de muziek van dromerig naar free jazz en weer naar zacht, zonder enig verband met wat op de scène gebeurt.
Noodles is misschien een dappere poging van een eigenzinnige regisseur om de gangbare codes te breken, om een kleinschaliger antwoord te bieden op de succesformule die NoFit State zelf toepast op de fantastische creatie ‘Bianco’, en om een nieuw, meer theaterminded publiek aan te boren, maar de voorstelling lijdt te veel onder het gebrek aan structuur en coherentie. De anarchie en de nonsens zouden kunnen werken als er een bepaalde chemie is tussen de performers, als ze er zelf plezier in hebben. Het is heerlijk om een gekke, vreemde wereld te creëren, maar als regisseur moet je altijd een toegangspoort bieden. Of je nu in een tent of een theater staat: je speelt nog steeds voor een publiek, dat met bepaalde verwachtingen komt. En als je daar opzettelijk mee speelt, moet de prikkel wel van iets anders komen: van een slim concept, het doordacht gebruik van de ruimte of de setting, of van een uitgekiend ritme of een welbepaalde sfeer. Een duidelijk verhaal is dus geen must, maar elke vorm van podiumkunst is communicatie en de wisselwerking tussen artiest en publiek is daarbij essentieel.
[i]John-Paul Zaccarini: Circoanalysis, eindeverhandeling voor DOCH, Dans och Cirkushögskolan, University of Dance and Circus, p. 21 (2013)
[ii] Gerrit Reus in gesprek met theaterwetenschapper Liesbeth Groot Nibbelink, Theater Dramaturgie.Bank Universiteit Utrecht (2005)